Herinnering aan Wim Quist

Architect Wim Quist (27 oktober 1930 – 6 juli 2022) realiseerde een omvangrijk oeuvre dat niet schreeuwerig om aandacht vraagt, maar gebruikers en passanten blijft aanspreken. Ook in Vlaanderen vond zijn werk weerklank. Marc Dubois deelt zijn herinneringen aan deze grote architect.

Wim Quist met Marc Dubois in Gent (1985)

Met het overlijden van Wim Quist verliest Nederland meer dan de vakbekwame bouwmeester van interessante gebouwen die te vaak onderbelicht zijn gebleven. Zijn oeuvre is samengebracht in een boek dat in 1989 verscheen in de reeks van de NAI monografieën. De auteur Auke Van der Woud gaat in op het werk en de persoon. De toen jonge fotograaf Kim Zwarts legde het werk vast met zwart-wit beelden. Een expositie van Quists werk werd in Vlaanderen in 1985 in het Architectuurinstituut Sint Lucas Gent gepresenteerd. 

De tekst van Auke van der Woud benadert oeuvre en persoon op een voortreffelijke wijze. “De spraakmakende hedendaagse architectuur heeft wat van een circus: een internationaal, steeds wisselend tableau de la troupe, glamour, grote mobiliteit, schitterende illusies. Minder sensationeel is de dieraarde, de plaats waar de dieren niet alleen als amusement aan het publiek worden voorgesteld maar in diepere zin ook als onderwerp van verzorging, instandhouding en bezinning. Artis natura, de natuur is de leermeesteres van de kunst”. 

Wim Quist Museum Kröller-Müller (1970-1977) en Eindhoven Watertoren (1968-1970) montage Marc Dubois beeld Kim Zwarts

Een onverwacht begin maar dit valt te begrijpen in 1986 wanneer de golf van het postmodernisme aanzwelt. Rondtrekkende sterarchitecten streken overal neer om vaak het zelfde te produceren. Het oeuvre van Wim Quist staat ver af van deze nieuwe trend, ver af van de drang naar opzichtigheid en naar oppervlakkig visueel genot dat vlug gaat vervelen. 

Van der Woud benadert het oeuvre vanuit de stelling van Vitruvius. Architectuur veronderstelt duurzaamheid, doelmatigheid en bekoorlijkheid. Hij verwijst ook naar uitspraken van Quist waarin het begrip “terughoudendheid” opvalt. De fantasie de vrije loop laten was niet zijn uitgangspunt, wel het beheersen van een vakmanschap om te komen tot zinvolle publieke constructies. Auke van der Woud stipt de interesse van Wim Quist voor beeldende kunst aan. “De omgang met kunst was voor hem een training voor zintuigen en verstand”. De vijf zwarte kubussen aan de Laurenskerk in Rotterdam (1976-1981) hebben een Donald Judd achtige verschijning, strak naast elkaar sculpturen. 

“De fantasie de vrije loop laten was niet zijn uitgangspunt, wel het beheersen van een vakmanschap om te komen tot zinvolle publieke constructies.”

Een project waarmee hij in het begin van zijn carrière in de belangstelling kwam is het complex Berenplaat in Rotterdam (1959-1965) voor de productie van drinkwater. Een bezoek aan dit complex maakte grote indruk op mij. De verschillende onderdelen van de productie kregen een uitgesproken volumetrie, onder andere twee ronde waterreservoirs en een rechthoekig filtergebouw met een indrukwekkende betonnen structuur. Zoals bij de Italiaanse ingenieur–architect Luigi Nervi wordt de constructie ingezet om tot een poëtische dimensie te komen. Ook het oeuvre van Louis Kahn is richtinggevend geweest in de zoektocht van Quist naar ‘sprekende gebouwen”, zonder daarbij te vervallen in holle monumentaliteit of vlak spektakel. 

Het project waarmee Quist naam maakte bij het grote publiek is de uitbreiding van Museum Kröller-Müller (1970-1977), een aanzienlijke uitbreiding van het museum van Henry van de Velde. Beïnvloed door de architectuur van Ludwig Mies van de Rohe wist Quist het bakstenen gebouw van Van de Velde naadloos te laten aansluiten op een creatie van staal en glas. Geen agressieve confrontatie maar een subtiele, bijna evidente keuze van handelen op die site. Zijn architectuur staat ten dienste van de kunst en het uitgangspunt van het museum, de band tussen natuur en gebouw. 

Het kantoorgebouw “Willemswerf” (1982-1988) is zowat het eerste beeldbepalende hoogbouwproject in Rotterdam. Opgetrokken op een onmogelijk smal bouwterrein, blijft het haar zeggingskracht behouden. Het Museon en Omniversum in Den Haag, het Dienstgebouw aan de Oosterschelde Neeltje Jans en het Maritiem Museum in Rotterdam zijn projecten waarmee Quist naam heeft gemaakt.

Wim Quist is Rijksbouwmeester geweest in Nederland. Hij geloofde in de “magie van de ratio”. De taak van een bouwmeester bestaat er in om “natuurlijkheid en distinctie” als attitude te koesteren. Dat de daaropvolgende Nederlandse architecten zijn werk als saai ondervonden in een tijd van oprukkende postmodernistische leegheid valt te begrijpen. De tekst van Auke van der Woud is nog steeds zeer lezenswaardig. 

In 1985 was de expositie met zijn werk te gast in de Witte Zaal van het Architectuurinstituut Sint Lucas Gent. Bij de opening gaf Wim Quist een lezingen voor de studenten.