
Totdat ze verhuisden naar Turijn, logeerde ik in Milaan vaak bij vrienden in Isola. Deze wijk ligt direct ten noorden van station Garibaldi, een druk metro- en spoorwegstation. Het stationsgebied is de afgelopen tijd opnieuw ontwikkeld. Blikvangers zijn twee torens die zijn ontworpen door Stefano Boeri, de torens met de bomen. Echter geheel anders dan wat mijn vrienden in Nederland van deze torens vinden, bleken mijn Italiaanse vrienden, hun buren en in de regel iedereen die ik tegenkwam in Isola, gek te zijn op deze gebouwen.
Groene gebouwen
Ook in Nederland zijn inmiddels twee van zulke “verticale bossen” gerealiseerd, het eerste in Eindhoven (de Trudo-toren, in samenwerking met INBO) en het tweede in Utrecht (Wonderwoods, in samenwerking met MVSA). Volgens Orga-architect Daan Bruggink met wie ik het vrijwel altijd eens ben, maar op dit punt niet, draai je de samenleving “een rad voor ogen” als je de enorme extra hoeveelheid CO2-uitstoot verzwijgt, die nodig is voor deze “aaibare groene gebouwen”. In hetzelfde verhaal noemt hij de claims die rond deze gebouwen worden gemaakt, “net zo’n verlakkerij als de prachtige renders die in de ontwerpfase naar buiten komen”.

Overigens is het de vraag of voor “daadwerkelijk groene architectuur” de meest voor de hand liggende oplossing Low Tech is, zoals Daan bepleit. Want het bezwaar tegen deze manier van bouwen zou hetzelfde kunnen zijn als het argument dat Daan tegen de verticale bossen van Boeri inbrengt, namelijk dat het “ontwikkelaars en bouwers in staat stelt om te doen alsof ze groene gebouwen maken, terwijl ze gewoon door blijven bouwen met een enorme negatieve klimaat impact.” Wie weet is het ethisch gezien veel verkieslijker om geen nieuwbouw meer te plegen, dus uit te gaan een verbod op sloop. Veel architecten stellen dat een sterke visie nodig is op hoe we samen willen omgaan met wat al is gebouwd, alvorens hier nog iets aan toe te voegen.
In beide benaderingen schuilt een sterke morele dimensie, gekoppeld aan een heilig geloof in technisch kunnen. Zowel Low Tech als niet-bouwen gaat uit van het idee dat architectuur de eindbalans vormt van meetbare parameters in de gebouwde omgeving. Hoe zou dat komen? Het heeft er veel van weg dat in Nederland architectuurtheorie zich nog steeds baseert op de notie van de architect als eenzame, creatieve genius (in dit geval in schaapskleren) die de condities voor een dergelijke architectuur naar zijn hand weet te zetten.
Bomen vormen een bos
Wat is nu de betekenis van de gebouwen met bomen als architectuur? Kun je deze gebouwen ook bespreken op architectonische gronden? Is het niet merkwaardig dat architecten dat niet doen en alleen morele bezwaren uit de kast halen? Of om het wat meer toe te spitsen: zijn bomen louter metaforen en vormen ze een decoratie van de architectuur? Of kun je bomen behandelen als architectonische elementen?

Het “Bosco Verticale” werd in 2014 opgeleverd in Milaan: twee woongebouwen met bomen en struiken op de balkons. Boeri richt zich in dit project op de wisselwerking tussen bomen en architectuur. Bomen zijn levende wezens die in de loop van de tijd veranderen, onafhankelijk van menselijk handelen. Ze doen dit op een manier die voor gebouwen niet is weggelegd. De manier waarop je bomen in architectuur kunt opnemen, vormt dan ook een probleem. Hoe zou je dit probleem kunnen oplossen?
Tot op heden vervullen bomen vooral een representatieve rol in stedelijke gebouwen. Vaak worden ze geplaatst in de elleboogruimtes van bouwwerken. Een andere benadering is die waarin het uitzicht op het landschap wordt geoptimaliseerd. Terwijl een architect als Le Corbusier binnen de raamomlijsting een landschap lijkt te schilderen, vormt de natuur in het werk van Frank Lloyd Wright een metafoor in het verhaal over het “grote” America (en zijn stichtende mythe). Wright huizen zijn gesloten en bieden op geen enkele manier een landschapspanorama.
Stad als onderdeel landschap
In de gebouwen van Boeri lijken bomen een geheel andere rol te spelen. Die rol wordt treffend beschreven in een artikel dat Marieke Giele over de bostoren in Eindhoven schreef: “Vanuit hun raam kunnen (de bewoners) door de groene bladeren heen kilometers ver uitkijken over Eindhoven. Door de grote glazen deuren stappen ze vervolgens op het balkon. Het is indrukwekkend om zo omringd te zijn door groen. Van boven tot onder en van links tot rechts, overal staan bomen en struiken. Dat nodigt uit om in de ochtendzon te genieten van een kopje koffie of ’s avonds nog lekker een boek lezen.”

Boeri’s werk lijkt te zijn voortgekomen uit de radicale ontwerptraditie die in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw in Italië opbloeide, met ontwerpers als Aldolfo Natalini en Andrea Branzi. In deze traditie vormt de stad een natuurlijk onderdeel van het landschap. Het Toscaanse Sienna is het ultieme voorbeeld hiervan. Door de omgeving op te vatten als een gedomesticeerd landschap, worden condities geschapen voor radicale ontwerpen. Aan Boeri’s gebouwen ligt substantiële botanische kennis ten grondslag. Daarmee ontstaat de vraag: wanneer ontstaat architectuur? En: wat is daarvoor nodig?
Verticale bossen wijzen naar een tijd waarin gebouwen tussen de bomen in het landschap stonden. In feite zijn ze een radicale omkering hiervan. Maar dan wel met dit verschil dat bomen niet meer een structurele metafoor vormen, maar onderdeel zijn geworden van de architectuur zelf. De bomen worden letterlijk losgemaakt van hun wortels in het platteland, hun plek in de grond. Door ze op de balkon te plaatsen worden ze meer zichtbaar en minder levend, minder natuurlijk en meer artificieel.
Zijn ze mooi?
De grote vraag is dan misschien in hoeverre menselijke wezens gebaat zijn met al deze natuur voor de ramen van hun appartementen. Wat te denken van al die vreselijke muggen die op de bomen afkomen? Om nog maar te zwijgen over de vraag of we het mooi vinden. Toch wegen deze nadelen niet op tegen de voordelen van het wonen in een bos. Waarmee we weer terug zijn bij de vraag aan het begin. Want achter al die koele “wetenschappelijke” berekeningen blijkt toch een smaakoordeel schuil te gaan.
