In Nederland heerst grote woningnood, niet voor de eerste keer in de geschiedenis. Ook na de Tweede Wereldoorlog bestond een grote vraag naar woningen. Om hieraan te voldoen werden op grote schaal woningen gebouwd. Dit werd mede mogelijk gemaakt door de industrialisatie van de woningbouw. Ook architectonisch gezien werden bevredigende oplossingen bereikt, zoals in de Bomenwijk in Delft.
Deze wijk in Delft ontstond direct na de Tweede Wereldoorlog aan de oostkant van Delft. De gebouwen zijn gerealiseerd met behulp van een montagebouwsysteem, een systeem dat bestond uit geprefabriceerde bouwelementen. Opmerkelijk is dat deze elementen niet in de fabriek, maar op de bouwplaats werden gemaakt. Dit bouwproces had een grote invloed op de oorspronkelijke architectuur van de Bomenwijk. Het verleende deze architectuur een zekere abstractie.
Dat zie je terug in de opzet van de wijk. Portiekflats wisselden zich af met duplexwoningen en laagbouw. Om de mogelijke saaiheid van de wijk verder in te dammen, lieten Maaskant en Van Tijen de blokken ten opzichte van elkaar en naar de straat toe verspringen. Zichtlijnen naar de groene binnengebieden verlevendigden het straatbeeld. Ook de architectuur zelf speelde een rol, door de toepassing van baksteenschoorstenen en schuine kapvormen.
Architectuur en bouwsysteem
In de oorspronkelijke Bomenwijk waren de architecten nauw betrokken bij de ontwikkeling van het bouwsysteem. Ze waren zelfs gehuisvest op de bouwplaats, in een dependance die was neergezet bij de ingang van de wijk.
Dat is een groot verschil met de huidige situatie waarin aannemers komen met eigen conceptwoningen. Het gevaar is groot dat binnen deze taakverdeling architecten alleen nog maar de gevels hoeven te tekenen. De meeste conceptwoningen zijn ontwikkeld in de jaren 90 van de vorige eeuw, toen nog onbekommerd kon worden gebouwd in de weilanden. De vraag nu is hoe je deze systemen kunt toepassen op de huidige opgave.
Dit vergt een grotere betrokkenheid van architecten bij de woningbouw. En dan doel ik niet op de signatuurprojecten die van tijd tot tijd worden gemaakt. Want dat heeft ertoe geleid dat de gewone opgaven voor gewone mensen in alledaagse wijken zijn verwaarloosd. Juist het feit dat de fabrieksmatige woningbouw daarin een grote rol speelt, maakt de betrokkenheid van architecten bij deze opgave des te urgenter.
Recent werk van Steenhuis Bukman Architecten
Een paar weken geleden maakte ik met architect Marc Bukman een tocht langs vier van zijn projecten in het westen van het land. We bezochten een project in de dorpskern van Barendrecht, we reden daarna door naar de Rotterdamse wijk Zestienhoven waar Marc Bukman twee deelplannen heeft gemaakt en we eindigden in Delft, waar Bukman voor de genoemde Bomenwijk een totaalplan mocht maken dat nu in de eindfase zit.
Ik was getroffen door de hoge kwaliteit van de plannen. Het zijn stuk voor stuk verzorgde projecten, prettig om naar te kijken en goed in gebruik. Wat me ook opviel is dat de projecten stevig in de omgeving verankerd liggen en in zekere zin, zoals ik hierna zal laten zien, stedelijke problemen helpen oplossen. Dat is onder de huidige omstandigheden een enorme prestatie te noemen.
Het eerste project dat we bezochten in Barendrecht, is hier een goed voorbeeld van. Tussen het winkelcentrum op de oude dijk en een uitbreidingswijk uit de jaren 60 van de vorige eeuw komt een groot parkeerterrein voor winkelende bezoekers te liggen. De gemeente was van mening dat een kleinschalige pandsgewijze oplossing beter aan zou sluiten op de context, en dat een oplossing met galerijen een te anonieme en onveilige atmosfeer zou creëren. Om wille van de bezonning was dit echter een minder voor de hand liggend keuze.
Wonen aan galerij
Bukman wist de opdrachtgever en de gemeente ervan te overtuigen om toch galerijbebouwing te maken. Het plan bestaat uit twee blokken van vier lagen, aangevuld met een derde blok dat een knik maakt en vervolgens in drie lagen verder gaat. Door het hoofdtrappenhuis in het midden te maken, is de galerij opgeknipt in twee delen en minder anoniem. Bovendien loopt de galerij niet door langs de laatste woning, maar eindigt ze op de voordeur hiervan. Deze woningen zijn om deze reden smaller en dieper gemaakt. Op de galerij kom je zodoende al een beetje thuis.
De blokken kennen een klassieke opbouw van plint, middenstuk en bekroning. De woningen op de begane grond zijn direct ontsloten vanaf de straat. De gevel is geleed met behulp van baksteen penanten over de volle hoogte, afgewisseld met tussen-penanten en betonnen kaders met gematteerd glas. De bovenzijde van het gebouw bestaat uit de bakstenen balustrade van de galerij op de derde verdieping. Op de blokken zit een schuin pannendak, in aansluiting op de woningen uit de achterliggende woonbuurt, een ontwerp van Willem Wissing (1920-2008).
Een belangrijk element in de uitleg zijn de bergingen. Voor de bewoners op de begane grond en de 1ste en 2de verdieping zijn deze gesitueerd aan de achterzijde van het blok. Deze keuze voor levendige achterpaden verraadt een grote affiniteit met de naoorlogse stedebouw van de Willem Wissing. De bergingen voor de bewoners van de bovenste verdiepingen liggen in het blok. In het derde, geknikte blok heeft dit geleid tot een bijzondere typologie op de begane grond, met 15 meter brede woningen, georiënteerd op de straat. De entrees van de bergingen zijn steeds gecombineerd met die van het vluchttrappenhuis. In het parkeren voor de bewoners is voorzien in de ruimtes tussen de blokken.
Ontwerp van plattegronden
Wat misschien nog wel het opmerkelijkste is aan dit project, is het feit dat de architect zich nadrukkelijk heeft bemoeid met de plattegronden. In de huidige woningbouw is dat uniek te noemen. In veel projecten immers ligt tegenwoordig de plattegrond al bij voorbaat vast. Architecten worden in dit soort gevallen alleen gevraagd voor het ontwerp van de gevels. Het heeft geleid tot een nieuwe armoede in de woningbouw.
Het heeft te maken met de opkomst van de fabrieksmatige woningbouw. Voor een architect is daar meestal weinig eer aan te behalen. Een halletje of woonkamer net zo maken dat je die op een andere manier kunt gebruiken, is er niet meer bij. Ook de mogelijkheden om in de opstand een verfijnd beeld te creëren, zijn binnen dit soort systemen duchtig ingeperkt.
Wat mogelijk is, als er wel ruimte is voor het ontwerp van plattegronden, wordt goed duidelijk in het project Parkrand dat Steenhuis Bukman Architecten in de Rotterdamse wijk Zestienhoven net heeft opgeleverd. Dit project grenst aan het toekomstige Westerdijkpark dat boven de ondergrondse HSL komt en vormt de beëindiging van de woonbuurt Bovenbeek.
Typologische omkering
Dit project bestaat uit 23 eengezinswoningen. Ze zijn verdeeld over twee blokken die onder een flauwe hoek van elkaar zijn geplaatst. Op een van de koppen ligt een blokje met vier huizen, met daarachter een parkeergarage. De woonkamers van de eengezinswoningen aan het park liggen een halve meter boven maaiveld. Vanuit de woonkamer hebben de bewoners toegang tot een fraai terras dat functioneert als ‘buitenwoonkamer’. Deze terrassen zijn met plantenbakken afgescheiden van en met trappen verbonden met het park.
De voordeuren van de woningen liggen aan de straat. Aan deze kant heeft de architect een bijzondere ingreep verricht, door de berging in het volume op te nemen en de keuken uit te laten steken. Deze typologische omkering pakt goed uit en verankert de woningen in de woonomgeving. De parkeerplaats voor de auto is verzonken in de flauw opende tuin aan de voorzijde, tegenover de berging en de entree. In iedere voortuin is een boom naar keuze geplant.
De keuze voor de rode baksteen sluit aan op die van de omliggende bebouwing, ontworpen door Bedaux de Brouwer. De geprononceerde stenen zijn stootvoegloos gemetseld. Het ritme in de gevel wordt gevormd door repeterende, diepliggende verticale ramen, afgewisseld met grotere elementen die ofwel naar binnen ofwel naar buiten vallen.
Wonen in de Driehoek
Dat je met standaardwoningen nog steeds een goede woonomgeving kunt maken, bewijst Bukman in de iets verderop gelegen Driehoek. Dit plan laat zien dat het mogelijk is met standaardproducten te komen tot specifieke oplossingen. Het plan ontleent zijn naam aan de vorm van het grondstuk, dat wordt begrensd door het park boven de HSL, een doorgaande avenue en een woonstraat. Binnen deze driehoek liggen in totaal negen woningen.
De drie woningen aan het park zijn opgetild, met een werkruimte op de begane grond en een woonkamer op de eerste verdieping. De entrees liggen aan de andere kant van deze woningen. De zes andere woningen zijn ondergebracht in tweekappers. De positie van keuken en woonkamer wisselen tussen straat en tuin. Vanuit deze logica krijgen ook de dakterrassen een wisselende oriëntatie.
Een bijzonder element in het plan zijn opnieuw de bergingen. Op de scherpe hoeken van de driehoek zijn de bergingen in de woning opgenomen. De bergingen van de woningen van de overige zeven woningen zijn in de achtertuinen geplaatst. Tussen de woningen liggen de parkeerplekken voor de woningen. De uitzondering op deze regel wordt gevormd door de ‘oprijlaan’ naar de middelste woning aan het park.
Het ensemble is zorgvuldig uitgevoerd in gele stenen die grijs zijn ge-engobeerd. In de gevels zijn twee typen ramen opgenomen, die naar buiten of naar binnen liggen. De houten kozijnen liggen in aluminium neggen die doorlopen in de waterslagen.
Kunst van de enclave
Deze drie plannen maken het mogelijk een tussenbalans op te maken. In alle drie de projecten heeft Bukman woningbouw gemaakt die zich onderscheidt door een opvallend hoge kwaliteit. De projecten bieden een aangename architectuur die steeds een scherp en logisch antwoord biedt op de situatie.
Als je wat uitzoomt, valt op dat de projecten alle heel bijzonder gelegen zijn: aan de rand van parkeerterrein, grenzend aan een park op een HSL tracé, gelegen op een driehoekig reststuk. Met zijn focus op woning en woonomgeving slaagt Bukman erin om zijn projecten in de woonbuurt te verankeren. De projecten vormen zo een waardevolle toevoeging aan de omgeving.
Tot slot kun je constateren dat woningbouwprojecten tegenwoordig enclaves vormen in zeeën van huizen. De huidige woningnood is echter groot. De vraag is daarmee of deze enclaven-stedebouw toereikend kan zijn voor de huidige woningvraag. Zijn niet langzaam meer grootschalige projecten nodig? Voor een antwoord op deze vraag bezochten we tenslotte de Bomenwijk in Delft. Dit project is uniek omdat het een aanpak op wijkniveau bevat. Ik kom hierop in het volgende deel van deze reeks.