Dé baksteengevel bestaat niet meer

Nu architecten het idee verwerpen dat er één waarheid bestaat, voorafgaande aan het gebruik van baksteen, kan dit materiaal in het ontwerp worden voorzien van eigenschappen die elkaar voorheen uitsloten. Op een master class in Delft werd dieper ingegaan op deze ontwikkeling. “Dé baksteengevel bestaat niet langer”. Wat is dan nodig om architectuur cultureel te verankeren?

Dok Architecten, De Dame, PC Hooftstraat, Amsterdam 2017

“Op grond van wat zeer oude bouwconstructies me hebben geleerd, durf ik gerust te beweren dat baksteen bij alle mogelijke typen gebouwen in hanteerbaarheid alles overtreft.” Dit valt te lezen in het boek “Over de bouwkunst”, een traktaat van de Italiaanse architect Leon Battista Alberti dat onlangs in de prachtige vertaling door Gerard Bartelink bij Boom is verschenen. Vervolgens merkt Alberti op grond van zijn veldwerk op, dat men baksteen is blijven gebruiken, “toen men ontdekte hoe gemakkelijk een dergelijke bouw was uit te voeren, hoe doelmatig die steen was, hoe geschikt om er iets moois van te maken en hoe sterk, duurzaam en bestand tegen de tand des tijds”.

Op zich is het verbazingwekkend dat het materiaal gedurende de laatste 150 jaar onder druk is komen te staan. Ondanks de fantastische eigenschappen die Alberti het materiaal toedichtte, kwam de klad in het gebruik van baksteen. Echter door de reeks van toepassingsmogelijkheden van dit materiaal te verbreden, gloort nieuwe hoop, zoals bleek uit de masterclass “Bonding Brick” die Koen Mulder en Jan Peter Wingender vorige week in Delft organiseerden en waarvoor ik was uitgenodigd.

Leon Battista Alberti, Palazzo Rucellai, Florence, 1446-1451

Sterke moraal

Ofschoon aan gevels in architectuur veel aandacht wordt besteed, bestaat ze pas vanaf de 19e eeuw. Dat valt niet toevallig samen met het moment waarop de buitenkant van een gebouw los kwam te staan van de achterliggende structuur. De ontwikkeling van de techniek zorgt ervoor dat materiële en constructieve overweging het overnamen. Grote vraag vanaf dat moment was de rol die architectuur in dit proces kan spelen.

Het gebruik van baksteen was lange tijd verbonden met een sterke moraal. De Engelse architectuurcriticus John Ruskin (1819-1900) beweerde bijvoorbeeld dat het gebruik van baksteen sterk verbonden is met een menselijke moraliteit. De Amerikaanse architect Louis Kahn (1901-1974) ging nog een stap verder door aan baksteen een zekere eerlijkheid toe te kennen. De vraag of deze moraliteit een ethische waarde vertegenwoordigt of een natuurlijk principe is, is overigens nooit beantwoord.

Complexe assemblages

De complexiteit van de huidige wereld bemoeilijkt zulke morele claims. De assemblages waar baksteen deel van uitmaakt, zijn dermate complex geworden dat je ze nauwelijks nog kunt beoordelen op hun morele of culturele waarde. Bijgevolg verwerpen architecten steeds vaker het idee dat er één waarheid bestaat, voorafgaande aan het gebruik van baksteen. In het ontwerp kan baksteen worden voorzien van eigenschappen die elkaar voorheen uitsloten.

Dat laatste lijkt een logische conclusie maar het heeft lang geduurd voordat ze werd geaccepteerd. Baksteen architecten hebben soms wel wat weg van fundamentalisten. Ze zagen aanvankelijk met lede ogen aan “hoe de duurzame stapelsteen met steeds meer vergankelijk staal voor de alsmaar beter geïsoleerde gevel werd opgehangen om gaandeweg geïmiteerd te worden door verlijmde, afgezaagde strips” (Koen Mulder). De vertwijfeling die deze ontwikkeling “van de zichtbare hand van de metselaar naar het ogenschijnlijk zwaarwichtige behang” (Koen Mulder) teweeg bracht, vormde in 2012 de aanleiding voor de serie “Bonding Brick“. De master class, vorige week in de Berlagezaal van de TU Delft, is al weer de vijfde uit deze reeks.

Dé baksteengevel bestaat niet

Gedurende de masterclass werd uitvoerig op deze ontwikkeling gereflecteerd. Organisator Koen Mulder poneerde dat baksteenoppervlakken al lang niet meer zijn wat ze ooit waren. Volgens de Deense architect Thomas Bo Jensen, organisator van de eerste Bonding Brick bijeenkomst, kunnen mooie en goed gemaakte gebouwen resoneren met de architectuur en ons verbinden met de wereld. Als prioriteit voor hedendaagse baksteenbouw merkte hij twee brandpunten aan, namelijk esthetische capaciteit en zorg voor de omgeving. Met het laatste doelde Jensen op het gedrag van een gebouw in het ecosysteem ervan, terwijl hij het eerste punt uitwerkte in een aantal classicistische principes.

Jan Peter Wingender ging in zijn inleiding in op veronderstelde continuïteit van baksteenarchitectuur. Daarvan is volgens hem geen sprake. Baksteen was reeds in de jaren 80 van de vorige eeuw een veel gebruikt bekledingsmateriaal geworden. In de race naar duurzaamheid (lees: een lagere energieprestatiecoëfficiënt of EPC) was baksteen de absolute verliezer, aldus Wingender. Ze ging van 21 cm naar 3 cm. Dé baksteen gevel bestaat niet meer. Naast de klassieke variant die dateert uit het begin van de vorige eeuw, kom je in buitenspouwbladen gestapeld metselwerk tegen en in toenemende mate zie je baksteen opduiken als gevelbekleding in de vorm van strips. Binnen de laatste variant is de baksteen -eindelijk- bevrijd van het dragen en het stapelen.

Nieuwe assemblages van baksteen

Beide organisatoren, Jan Peter Wingender en Koen Mulder, hadden het dagprogramma dan ook opgedeeld in wat zij ‘de drie aggregatietoestanden van baksteen’ noemen, achtereenvolgens de stapelmuur (stacking), de bakstenen jurk (stacked cladding) en de keramische patroonbekleding (cladding). Zij vertelden beide laatste niet meer als slappe aftreksels van de eerste te zien, maar als volwaardige assemblages met hun eigen relaties, verwijzingen en varianten. Voor Wingender en Mulder is de ene assemblage daarbij niet beter dan de andere. Ik beschouw dit als een unieke en uiterst productieve stap, zeker gezien het feit dat ze als “baksteen fluisteraars” van ver komen. De gevel wordt immers op deze wijze onderdeel van een stofwisseling die groter is dan dan het materiaal of de stof zelf. 

Vervolgens spraken 9 architecten aan de hand van een of meerdere projecten over hun baksteentechniek en materiaalfilosofie. Baksteen kent inmiddels een grote spreiding in toepassingen. Aan het ene uiterste staat de Belgische architect Lieven Nijs van Blaf Architecten uit Gent, die een verbluffende reeks woonhuizen liet zien. In deze projecten vormt de dragende gevelbuitenmuur het interieur van de buitenruimte, dat eeuwen mee kan gaan, terwijl de erdoor beschermde houten inbouw in principe voortdurend in de tijd kan worden aangepast. 

Blaf architecten, DNA woning, Asse, 2013

Tegenpool van deze projecten is het fascinerende project dat HP Architecten op de hoek van de Bossche Markt heeft opgericht. Omdat de oude fundering niet veel gewicht kan dragen, zijn de gevels uitgevoerd in houtskeletbouw en bekleed met baksteen strips die zijn aangebracht op het isolatiemateriaal. Echter vooral de wens om een uniek architectonisch effect te produceren, vormt de grondslag voor deze nieuwe assemblage.

HP Architecten, hoekgebouw Markt, ‘s-Hertogenbosch 2024

Verschillende manieren van kijken

De 9 lezingen gaven een buitengewoon accuraat beeld van wat tegenwoordig mogelijk is bij het bouwen met baksteen. In de manieren waarop deze architecten naar baksteenarchitectuur kijken, vielen mij meer opmerkelijke verschillen op. Terwijl sommige architecten vooral bezig zijn met de manier waarop je gebouwen maakt en daarmee met de ambachtelijkheid ervan, waren er ook architecten die zich veel meer richten op het doel van de projecten. Tot de laatste reken ik Liesbeth van der Pol, Dirk Somers en Marlies Rohmer. Ivar van de Zwaan, Machiel Spaan en Wessel van Berendonk vielen eerder in de eerste categorie.

De getoonde projecten vormen tezamen een unieke uitsnede uit de huidige baksteenarchitectuur. Sommige gebouwen volgen de klassieke regels van proportie en ordening en laten zich ook goed bespreken aan de hand van deze systemen. Wessel van Beerendonk van Studio Rap liet zijn Keramische Huis in Amsterdam zien. De voorgevel van dit huis is bekleed met driedimensionaal geprinte tegels die zijn gecreëerd met behulp van digitale ontwerp algoritmen. Desondanks houdt het project de klassieke driedeling van plint, middengedeelte en kroon aan. Terwijl de gevel op straatniveau is bekleed met witte tegels, zijn op de hogere verdiepingen geglazuurde bakstenen in drie tinten rood aangebracht.

Studio RAP, Keramiekhuis, PC Hooftstraat, Amsterdam 2023

Sculptuur van zichtlijnen

Ook zijn er architecten die zich aan deze schemata volledig onttrekken. Het project “De dame” dat Liesbeth van der Pol en Kim Wandel van Dok Architecten presenteerden, laat zich niet vanuit klassieke proporties bespreken. Dit gebouw aan de PC Hooftstraat is een tweezijdig symmetrisch project en wordt gedragen door twee benen. Horizontale en verticale belijningen zijn op vloeiende wijze met elkaar verbonden in een sculptuur van zichtlijnen. Bijzonder is dat deze dragende sculptuur is opgebouwd uit blokken van in koppenverband gemetselde handvormstenen. Deze blokken zijn met een freesmachine geslepen in de gewenste sculpturale vorm, op locatie gestapeld en ten slotte met de hand bijgewerkt. Een aantal heilige (baksteen) huisjes zijn zo effectief omvergeschopt.

Eerder al liet Liesbeth beelden van een kathedraal in Albi zien. Dat gebouw had haar overdonderd door de manier waarop het uit de grond omhoog komt en zichzelf in stand houdt door middel van kleine stenen. Zij stelde zichzelf en haar publiek de retorische vraag wat je van het gebouw zou vinden als het van kleine baksteen strips zou zijn gemaakt. Zou je het dan ook mooi vinden? Natuurlijk wel. Waarmee ze maar gezegd wilde hebben dat de essentie of het doel van dit gebouw niet zelfdragende baksteen is, maar datgene waar je door bent geroerd.

Dok Architecten, De Dame, PC Hooftstraat, Amsterdam 2017

Zoektocht

Het was kortom een dag met verschillende posities rondom het materiaal baksteen en de stofwisseling ervan, waarmee moderator Jan Peter Wingender de masterclass afsloot. Architecten staan voor de opgave van schoonheid en duurzaamheid. Daarvoor is het nodig om zowel het materiaal als de stofwisseling ervan te blijven verkennen en er als architect een weg in te zoeken. De baksteen gevel als zodanig bestaat immers niet meer. Het onderscheid dat de organisatoren maakten tussen zelfdragende, bekledende en bevrijdende baksteen, biedt voldoende aanknopingspunt om door te blijven zoeken. Machiel Spaan had het over de lol van het spelen. Volgens Wingender is juist deze lol wat de negen sprekers met elkaar verbindt.

Het was al met al een boeiende en leerzame dag. Twee vragen bleven bij mij na afloop hangen. Zou het interessant zijn om in die zoektocht waar Wingender en Spaan op doelden, opnieuw het nog altijd onvoltooide idee te betrekken van een architectonische constructie die kenmerkend kan zijn voor een bepaalde cultuur? Uiteindelijk zal het immers nodig zijn om architectuur ook cultureel te veranderen.

Maccreanor Lavington, Blackfriars Circus, London 2017

Een andere vraag diende zich ‘s avonds aan, toen de deelnemers terugkeerden naar de Berlagezaal van de TU Delft voor de key note lezing van Gerard Maccreanor van Maccreanor Lavington. Deze  Nederlands-Britse architect liet de projecten waar hij de laatste jaren in London met zijn bureau aan heeft gewerkt. Zijn werk suggereert een mogelijke en uitgebreide agenda voor de architectonische praktijk. Deze hernieuwde stap van de architectuur naar de stad is wellicht een voorwaarde, wil de zoektocht van Wingender en Spaan met de hiermee gepaard gaande experimenten kans van slagen hebben.