Doorgeefluik van ideeën – Geslaagde biografie over Carel Weeber

Over de architectuur van Carel Weeber verscheen bij Maas Lawrence een geslaagde biografie. Biograaf Wouter Vanstiphout roemt de sublieme brutaliteit van Weebers gebouwen. Het boek verschijnt precies op tijd, nu de architectuur wegzakt uit de openbaarheid en de vraag rijst of architecten zichzelf niet meer zouden kunnen uitdagen.

Hervonden stedelijke woningbouw: De Peperklip in Rotterdam door Carel Weeber (1979-1982) Bron Wikipedia_Michiel

Je kunt alleen een goede biografie schrijven, als je houdt van het personage over wie je schrijft. Dat vindt tenminste auteur Katherine Rundell die een prachtige biografie schreef over de Engelse dichter John Donne. “Mensen vragen me vaak of ik niet moe word van deze dichter”, vertelt ze. “Maar dat heb ik geen moment gehad. Wel van mezelf maar dat is weer een heel ander verhaal.”

Vuistslag op tafel

Aan dit criterium voldoet zeker de biografie Autonoom die architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout schreef over architect Carel Weeber (1937). De vonk sloeg over toen Vanstiphout als student tijdens een excursie in de jaren 80 van de vorige eeuw de gebouwen van Weeber leerde kennen. Zijn architectuur trof hem “als een vuistslag op een zorgvuldig gedekte tafel.”

Weebers gebouwen waren in zijn beleving niet alleen het absolute tegendeel van hun omgeving, maar lieten ook “een totale autonomie” zien. Vanstiphout vergelijkt de indruk die Weebers gebouwen destijds op hem maakten met het geluid van “een laag overvliegende straaljager” of van “een verschrikkelijk hard rock nummer”.

Weeber zelf lichtte die gebouwen bovendien toe op een manier die “de sublieme brutaliteit” ervan in Vanstiphouts ogen alleen maar vergrootte. Geen idealisme of romantiek, maar “een deadpan ironie over de compromisloze esthetiek van zijn gebouwen, gecombineerd met een glasheldere toelichting op de kwantitatieve vereisten.”  Zo gaat het door, de liefde spat werkelijk van iedere bladzijde af. Pas op driekwart van het boek komen de nodige twijfels op, maar die worden zoals dat past bij een grote liefde, met de mantel der liefde bedekt.

Kunst van ontwerpen

Wat dit boek verder zo aantrekkelijk maakt, is dat het bijzonder goed is geschreven en veel meer is dan een opsomming van allerlei feiten en waarheden. De biografie kent geen begin of einde, maar begint “in het midden”. Dat verklaart ook dat ze, wanneer Vanstiphout op het einde toekomt aan Weebers woning in het Belgische Sint Joris Weert, midden in een paragraaf plotseling lijkt op te houden. Het verhaal wordt met veel verve verteld en verliest zich zelden in futiele details. Juist deze bescheidenheid lijkt mij een van de grootste kwaliteiten van dit boek.

Op sommige punten leest ze eerder als roman dan biografie. Het tempo in Autonoom is adembenemend hoog en benadert dat van de roman Onderweg (On the road) door Jack Kerouac. Ook moest ik herhaalde malen denken aan de roman De vrouwen (The women) die T.C. Boyle schreef over de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. Anders dan bij Wright schuilt de tragiek in Autonoom echter niet in de verwikkelingen met vrouwen, maar in de lotgevallen van Weebers ontwerpen.

Het ontwerp van Weeber staat dusdanig centraal, dat het boek even goed “de kunst van het ontwerpen” had kunnen heten. Weeber is er altijd fier op geweest dat hij na enig nadenken en zonder te schetsen, een ontwerp op basis van een gegeven programma van eisen in no time kon opzetten. Het vormt de rode draad in zijn werkende leven. Hieraan ontleende hij zijn gezag en statuur en wist hij een onuitwisbaar stempel te drukken op de Nederlandse ontwerpcultuur van de vorige eeuw.

Ontwerp woonhuis Weeber in Rotterdam-Hillegersberg door Carel Weeber (1978)

Gedachtestroom

Vanstiphout vertelt het verhaal met de nodige vaart. Het lijkt te zijn geschreven in de vorm van een gedachtestroom die de hoofdpersoon zeer na staat. Weebers manier van denken en handelen schemert door alle pagina’s heen. Behalve dat Weeber goed kon ontwerpen, wist hij zijn projecten ook bijzonder goed uit te leggen aan een breed publiek. Niet voor niets noemde Hanneke Groenteman hem in haar talkshow De plantage ooit als “dé stand-up comedian van de Nederlandse architectuur”.

Het effect hiervan werd versterkt doordat Weeber zijn leven tot onderdeel wist te maken van een ware mythologie. Vanstiphout gaat mee in deze mythologie en vraagt zich nergens af of deze wel klopt. Zo is het altijd sterk de vraag geweest of Weeber inderdaad op hetzelfde schip als Maaskant naar Nederland kwam. Zou dat echt zo zijn gewest? Voor het verhaal maakt het weinig uit. Sterker nog, op tal van punten zet Vanstiphout het verhaal nog zwaarder aan. 

Heftige polemieken

Uit Autonoom rijst het beeld op van een moderne architect die zich naast het ontwerp ook onderscheidde door tegenstanders op te zoeken met wie hij op het scherp van de snede heftige polemieken kon voeren. In dat opzicht doet hij mij sterk denken aan de Weense architect Adolf Loos met wie Weeber, zo leren we, in de jaren 60 van de vorige eeuw kennis maakte via de Bouwkundige Studiekring (BSK) in Delft. Van deze elite studiegroep waren studenten lid die in de decennia daarop het bouwkunde onderwijs in Delft zouden domineren.

Weeber richtte zijn polemische peilen op de nieuwe truttigheid, die je in die tijd terug zag in architectuur, maar ook in woonwijken en openbare gebouwen. Deze trend contrasteerde heftig met de megastructuren die in de jaren 60 en 70 een dominant thema waren in de architectuur. Weeber was van mening dat ook op deze schaal architectuur mogelijk is en dat je architectuur niet hoeft op te delen in kleinere (lees: meer menselijke) delen.

Onderwijs

De grote bijdrage van Weeber beweegt zich op twee vlakken. Dat is allereerst aan het gedemocratiseerde ontwerponderwijs in de eerste helft van de jaren 70 in Delft. Weeber schopte het in 1970 met steun van Bakema tot de jongste hoogleraar ever. Vanuit deze positie richtte Carel Weeber het curriculum in op basis van zijn befaamde ontwerpmethode. Zijn claim is dat hij gedurende zijn hele periode (tot 2003) vanuit zijn leerstoel in Delft meer dan 600 studenten begeleidde bij hun afstuderen. 

Zijn inzet om het onderwijs als geheel te veranderen, slaagde ten dele. Op zijn initiatief werd het onderwijs niet meer via leerstoelen maar in vakgroepen georganiseerd. Maar de taakomschrijvingen die hij met zijn politieke bondgenoten (die op dat moment de meerderheid hadden in de afdelingsraad) voor de hoogleraren ontwierp (de fameuze “profielen”) werden verworpen. Het leidde er ook toe dat hij (in 1977) vrij plotseling het decaanschap neerlegde, een positie die hij een jaar eerder had verworven.

Hervonden stedelijke woningbouw

Niet minder indrukwekkend is de woningbouw die hij in de regio Rotterdam – Den Haag realiseerde. Volgens de biografie schreef Weeber in 15 jaar bijna 8000 woningen op zijn naam. Ze kwamen tot stand in groeikernen rond Rotterdam en Den Haag, waaronder Spijkenisse, Alphen aan den Rijn en Zoetermeer, maar ook in Rotterdam zelf. Ze vertegenwoordigen een hervonden grootstedelijke woningbouw, na de massaal geproduceerde kleinschaligheid in de periode daarvoor.

Naast deze woningbouwplannen ontwerp Weeber verschillende stedebouwkundige plannen, waaronder Vensterpolder in Amsterdam en het Forumgebied in Den Haag. Volgens Weeber waren dit proeven van objectieve stedebouw, waarbij hij zo veel mogelijk iedere subjectieve smaak uitschakelde en zich liet leiden door externe invloeden, alsmede door regelmaat en geometrie. Grid-steden, zoals de 19de eeuwse uitbreiding van Barcelona door architect Ildefons Cerdà, vormden voor hem hierbij het wenkende perspectief. 

Prijsvraag Rotterdam

Na deze periode nam de invloed van Carel Weeber af. Een waterscheiding vormde mogelijk de prijsvraag voor de nieuwe bibliotheek in Rotterdam waaraan naast Weeber ook Bakema en Boot deelnamen. Afgesproken was dat beiden zelf een jurylid mochten afvaardigen. Weeber koos voor Friso  Broeksma, die hem steunde vanuit de dienst stadsontwikkeling. Bakema en Boot kozen daarop voor Aldo van Eijk, die hen steunde vanuit Forum. 

Prijsvraagontwerp voor de bibliotheek van Rotterdam, 1977

Weeber maakte een subliem ontwerp, maar dolf dolf op spectaculaire wijze het onderspit. Nadien wilde hij nooit meer aan een publiek gebouw maken. Nu verliest iedere architect wel eens een prijsvraag. Zo kreeg Le Corbusier het deksel op de neus in de eerste ronde van de prijsvraag voor het Paleis der Sovjets in Moskou. Maar niet snel zal een architect daar even drastische conclusies aan verbinden als Weeber deed. Wat de reden hiervoor was, is altijd onduidelijk gebleven. Ook de biografie verschaft op dit punt geen duidelijkheid.

Van trendsetter naar trendvolger

Weeber was na dit intermezzo niet meer trendsettend, maar werd een volger van trends. De biografie besteedt de nodige aandacht aan de wijze waarop Carel Weeber in zijn projecten postmoderne thematieken verwerkte. Ook de samenwerking (niet het einde daarvan trouwens) met kunstenaar Peter Struycken komt aan bod. Een samenwerking die uiteindelijk Weebers beste werken opleverde, waaronder de penitentiaire inrichting De Schie in Rotterdam (1985-1989) en de naar Struycken vernoemde studentenhuisvesting De Struyck in Den Haag (1996).

Penitentiaire inrichting De Schie in Rotterdam door Carel Weeber (1985-1989) Bron Wikipedia_Michiel1972

Ook in deze periode bleef Weeber de controverse zoeken, zij het op een minder effectieve  manier. Zijn pleidooi in 1997 voor het Wilde wonen sloeg destijds in als een bom, maar leidde niet tot het verwachte resultaat. Als in 2000 de Queens Towers worden opgeleverd, drie kantoortorens op een gemeenschappelijke natuurstenen plint, spreekt hij zelf al de verwachting uit dat dit zijn laatste grote project zal zijn. In 2000 laat hij zich uitschrijven uit het architectenregister en niet veel later vertrekt hij naar Curacao.

Sloop van Pompenburg

Autonoom verschijnt op het moment dat de sloop van woongebouw Pompenburg aan het Hofplein in Rotterdam boven de markt hangt. Het leidde bij de presentatie tot een kleine rel. Hoe kan het dat de persoon die dit boek uitgeeft tegelijkertijd ook de persoon is die het gebouw sloopt, vroeg Daphne Bakker zich af op de Rotterdamse website Vers beton. Een terechte vraag, waar iedereen echter met een grote boog omheen loopt.

Ooit raapte ik op de strip in de Amerikaanse gokstad Las Vegas een pamflet op, waarop de sloop van een groot casino werd aangekondigd. Omdat ik er toch was, ging ik kijken en ik bleek tot mijn verbazing niet de enige te zijn. De hele stad was uitgelopen om dit zorgvuldig geregisseerde spektakel bij te wonen. Toen het moment daar was en het gebouw op georkestreerde wijze de lucht invloog, klonk een daverend applaus op uit de menigte.

Ik heb dan ook het idee dat dit boek de sloop van het gebouw eerder probeert te vieren dan te verdoezelen. Een boek lijkt de meest effectieve manier te zijn om de ideeën van Carel Weeber door te geven. Autonoom van Wouter Vanstiphout slaagt volledig in deze opzet. Dat is niet onbelangrijk, zeker nu architectuur op dit moment volledig uit de openbaarheid is weggezakt en de vraag rijst of architecten zichzelf niet meer zouden kunnen uitdagen.

Informatie

Wouter Vanstiphout, Autonoom: 100% Carel Weeber, vormgeving Lisa Brustolin, paperback, 16,8 x 23 cm, 416 pages, ISBN/EAN: 978-90-832860-2-0, €39.50, Maas / Lawrence, Rotterdam / Montreal, 2024. 

Op het AFFR 2024 ging afgelopen weekeinde de documentaire The world according to Weeber door Jord den Hollander in première. Den Hollander vertelt een buitengewoon boeiend en snel gesneden verhaal aan de hand van in archieven opgespoorde filmfragmenten, van Weebers woonhuis in Rotterdam tot zijn op Curacao gebouwde huis in de tropen.