De huidige fascinatie voor het werk van Jan Schoonhoven kun je op zijn minst bijzonder noemen. Schoonhoven maakte in de jaren zestig deel uit van de nul-beweging waarin de individuele rol tot een minimum is beperkt. Deze stroming wilde bovendien expliciet geen nieuwe vormen creëren. Haar doel was om in Schoonhovens woorden ‘op onpersoonlijke wijze de werkelijkheid te funderen als kunst.’
Deze opstelling staat veraf van de huidige tijd waarop sterarchitectuur en -vormgeving een belangrijk stempel drukken. De nul-beweging zette zich af tegen de persoonlijkheidscultuur van die tijd en zocht juist naar ‘het mysterie van de ruimtelijke stilte’. Armando, samen met Schoonhoven een van de oprichters, sprak van de ‘intensivering door middel van isoleren of annexeren van fragmenten uit de werkelijkheid.’
Alle nul-kunstenaars zochten een verhouding tot de werkelijkheid maar deden dat op een geheel eigen manier. Armando regelde bijvoorbeeld voor een kunstwerk bij een bekende fabrikant een partij autobanden die hij na afloop van de tentoonstelling weer teruggaf aan de eigenaar. Ook Schoonhoven beroept zich op de werkelijkheid maar verwerkt deze in tegenstelling tot Armando in een unieke taal.
Wie was Jan Schoonhoven?
Jan Schoonhoven (1914-1994) is een kunstenaar uit Delft die in ruim vijftig jaar een uitzonderlijk oeuvre opbouwde. Vanaf de jaren 60 begint hij naam te maken met fascinerende witte rasterreliëfs van papier, karton en witte verf. Deze patronen vertegenwoordigen een manier van werken. Door de herhaling ontstaat ritme en binnen dit ritme laat Schoonhoven vervolgens kleine afwijkingen toe. De rasterlijnen vormen richels die licht en schaduw vangen.
Zijn werk kwam tot stand in de avonduren. Overdag werkte hij tot aan zijn pensionering als administrateur bij de toenmalige PTT in Den Haag. Dit paste geheel in de filosofie van de nul-beweging. Overigens hadden in die tijd veel kunstenaars overdag een baan om zich ’s avonds aan hun passie te wijden. Opmerkelijk is wel dat Schoonhoven ook toen hij succes begon te krijgen, zijn PTT-baan nooit wilde opgeven. Ze zorgde voor orde in zijn bestaan, een bestaan dat overigens meer op woorden en werken was gericht dan op goede zeden en daden.
Het werk van Schoonhoven wordt vaak besproken in termen van orde en chaos. Ooit kocht ik in Italië een t-shit met daarop de uitspraak: ‘Je moet chaos in je hebben om een ster te baren.’ Deze onvergetelijke uitspraak is van Friedrich Nietzsche maar had evengoed van Jan Schoonhoven kunnen zijn. Je kunt zelfs vaststellen dat in al zijn reliëfs de chaos door de orde heen schemert. Schoonhoven zelf zegt hierover dat hij twee tegenstrijdige tendensen wil verenigen: enerzijds ‘de noodzaak om vanuit het tekenen en schilderen tot Dinglichkeit te komen’, anderzijds ‘de wens om het vormeloze (informele) toch vorm te geven’.
Orde en chaos
Het werk Schoonhoven wordt vaak vergeleken met dat van Piet Mondriaan. Mondriaan bedient zich van abstracties om de chaos te bedwingen en rust te creëren. Het gaat daarbij louter om de waarneming: de abstracte vormen laten je anders kijken. Ze zijn onderdeel van een zuiver optische ruimte die zich niet onderwerpt aan handwerk of aan tactiele elementen. Schoonhoven bleef zijn leven lang echter trouw aan het handwerk, ook toen hij het maken overdroeg aan assistenten.
In zijn werk toont Schoonhoven zich bovendien niet ongevoelig voor de grote tegenhanger van de abstracte kunst: de informele kunst. Van tijd tot tijd lijkt hij de chaos op te voeren en verdwijnt de ordening achter met de hand getekende lijnen. Het zijn lijnen die geen contouren vormen, die niets afbakenen, noch binnen noch buiten, noch concaaf noch convex. Maar deze lijnen spelen impliciet ook een rol in zijn reliëfs. Door de ongelijke dikte van de kanten van een vierkant, ontstaan contourloze diagonalen.
Schoonhovens project is door en door romantisch van opzet. Het is mogelijk een van de verklaringen voor de fascinatie voor Schoonhoven. We ontdekken opnieuw dat alleen realiteitszin te weinig is voor het leven. Het werk van Schoonhoven spreekt aan, omdat het een meerwaarde vertegenwoordigt, een overschot aan schoonheid. Het maakt nieuwsgierig naar het volstrekt andere. Maar dat is niet enige, zoals de tentoonstelling in Delft duidelijk maakt.
Kruip in de huid van …
De tentoonstelling ‘Lothar Wolleh ziet Jan Schoonhoven’ is samengesteld door Antoon Melissen, een specialist op dit terrein. Ze past in de reeks sterke tentoonstellingen die Museum Prinsenhof in Delft sinds enige tijd weet te organiseren. Eerder al was hier bijvoorbeeld de geweldige ‘Het Delft van Vermeer’ te zien. Bij de opening wees directeur Janelle Moerman op de opmerkelijke overeenkomst tussen deze twee schilders. Bij beiden stonden licht en ritme centraal en beiden woonden hun leven lang in Delft.
De tentoonstelling belicht de vriendschap tussen de Duitse fotograaf Lotar Wolleh en de Delftse kunstenaar. En het moet gezegd: de foto’s werpen een nieuwe blik op het werk en laten je dingen zien die daarvoor onopgemerkt bleven. Sterfotograaf Wolleh kwam in 1968 naar Delft voor een portret van Schoonhoven en bleef de jaren daarna terugkomen. Hij fotografeerde het werk van Schoonhoven maar brengt ook het Delft van Schoonhoven in beeld en toont in een serie de kunstenaar aan het werk met een van zijn reliëfs.
Wolleh kroop als het ware in de huid van Schoonhoven en zijn werk. Zo krijgen we inzicht in de manier waarop Schoonhoven de alledaagse fenomenen van de stad, zoals de kades aan de gracht, het spiegelen van de ramen en het ritme van de stad, verwerkt in zijn reliëfs. Zijn kunstwerken ademen de chaos van Delft. De tentoonstelling is zo gestructureerd dat je steeds dichter bij de de kunstenaar komt.
Architectonische ruimte
Wat maakt nu zijn werk zo relevant? Allereerst doordat het de droom van architectuur in leven houdt. Zij reliëfs vormen geen op zichzelf staande organismes, maar gaan een relatie aan met de ruimtes waarin ze worden opgehangen. Dat zie je goed in het reliëf 64 Rectangles dat Schoonhoven in 1965 maakte in opdracht van collega kunstenaar Corrie de Boer (1932-2023) en dat jaren boven haar schoorsteenmantel hing. Zijn reliëfs zijn niet decoratief maar eerder architectonisch van karakter. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het grote wandreliëf dat jarenlang in het voormalige postkantoor van Delft hing.
De herwaardering van Schoonhoven laat zich misschien ook niet los zien van de huidige cultuur van hergebruik en recycling die antwoorden zoekt op de klimaatopgave. Binnen deze cultuur put architectuur op verschillende manieren uit uiteenlopende bronnen die op onverwachte momenten beschikbaar komen. Deze mogelijke elementen laten zich niet anders dan op associatieve wijze samenbrengen en dat vergt een virtuositeit waar Jan Schoonhoven in grote mate over beschikte. Mogelijk vertellen zijn reliëfs om deze reden ook een hedendaags publiek nog heel veel.
Info
De tentoonstelling ‘Lothar Wolleh ziet Jan Schoonhoven. Meesters in ritme en licht’ is nog tot 7 januari 2024 te zien in Museum Prinsenhof Delft. In de gelijknamige publicatie (uitgave Waanders, ISBN 978 94 6262 475 7) is een reprint opgenomen van het niet eerder gepubliceerde kunstenaarsboek van Jan Schoonhoven en Lothar Wolleh, aangevuld met een verhelderend essay door gastconservator Antoon Melissen.