For the English version of this article, click here
Op de betonnen vloer in het palazzo liggen zwarte blokken van 20x20x40 cm, waarop een groot massief volume staat. In de aangrenzende ruimtes worden video’s vertoond. Ze gaan over de aanleg van een energiecentrale in de Sovjet tijd, maar ook over een geheim contract dat de Georgische regering afsloot met een Turks bedrijf voor de aanleg van een nieuwe centrale en het verzet van de plaatselijke bevolking hiertegen. De installatie heet “januari februari maart”.
Langzaam begint het je te dagen. In deze maanden heeft de hoofdstad Tblisi veel water nodig en daalt het waterpeil in de rivier. Het kerkje van het dorp dat moest wijken voor de aanleg van het stuwmeer, komt op dat moment boven water uit. Het zwarte blok is een 1:1 afdruk van het kerkinterieur. Gigi Shukakidze, Tinatin Gurgenidze en Otar Nemsadze stelden indrukwekkende verwerking in de architectuur samen van wat zich op dit deel van de aarde heeft afgespeeld.
Laboratorium van de toekomst
Het Georgische paviljoen, samengesteld door Gigi Shukakidze, Tinatin Gurgenidze en Otar Nemsadze, maakt deel uit van de 18de Architectuur Biënnale die nog tot 26 november 2023 in Venetië is te zien. De internationale tentoonstelling ’The laboratory of the Future’ is samengesteld door architect, schrijver en activist Lesley Lokko en is opgezet als een laboratorium van de toekomst. Met dit thema hoopt Lokko bij te dragen aan de grote uitdagingen van deze tijd, waaronder die van decarbonisatie en decolonisatie.
Verandering staat centraal voor Lesley Lokko. Afrika is het lichtende voorbeeld voor Lokko.Volgens haar is Afrika de plek op de planeet, die de antwoorden bevat op de uitdagingen die de toekomst voor ons in petto heeft. Kunnen we een collectieve en relevante toekomst creëren door de Afrikaanse ervaring op haar waarde te schatten, is de provocerende vraag die Lokko stelt.
De Biënnale van Lokko is in veel opzichten anders dan anders: de meeste exposanten zijn afkomstig uit Afrika (ook al wonen ze niet altijd meer in Afrika), ze kent een evenwicht tussen mannen en vrouwen en het aandeel jonge architecten is groot. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 43 jaar. Het is een energieke tentoonstelling, vooral in de Arsenale, waarvoor je dan ook de tijd moet nemen. Het aantal onderwerpen dat wordt aangesneden, is duizelingwekkend.
Blue Hour
Het verhaal wil, dat Rem Koolhaas de Biënnale van 2014 graag had willen beperken tot de Giardini, maar daar geen toestemming voor kreeg. Ook nu is de hoofdtentoonstelling verdeeld over de Arsenale en het Centrale Paviljoen in de Giardini. De tentoonstelling in het laatste paviljoen heet ‘Force Majeure’ en focust op de architectonische productie in Afrika. De tentoonstelling in de Arsenale is door Lokko ‘Dangerous Liaisons’ genoemd, met speciale aandacht voor de Afrikaanse diaspora en het concept van hybridisering.
De openingssequentie van ‘Dangerous Liaisons’ is fabuleus. Ze opent met ‘Blue Hour’, door Lokko benoemd als een moment tussen dromen en waken. Daarna betreedt de bezoeker een grote ronde, met spiegels beklede ruimte. In de volgende zaal is een indrukwekkende metershoge presentatie te zien van de Londense dichter-architect Rhael LionHeart Cape. Hij declameert dat architectuur gevoelens moet bedienen, gevoelens die ruimtes transformeren. En passant herformuleert hij een beroemd principe uit de architectuur, door te eisen dat “vorm ongeorganiseerde functie volgt”.
Vervolgens stap je een ruimte binnen waarin een zwarte marmeren monoliet staat opgesteld. Deze buitenaardse kolom van Studio Barnes wordt links en rechts op de wanden geflankeerd door prachttekeningen van kolommen die afkomstig zijn uit een nog te schrijven architectuurtraktaat. Deze “kolomvormige wanorde” vertelt over een traditie die ontbreekt in traditionele architectonische canons en die de Afrikaanse diaspora belichaamt.
Economie en ecologie
Het Nederlandse paviljoen stelt de verhouding tussen de productiesystemen en de waterretentiesystemen aan de orde. Het zijn de systemen die de gebouwde omgeving vormen en de stromen mensen, bronnen en ecologie reguleren. In de meeste discussies over ecologie en duurzaamheid is daar weinig aandacht voor. Het Nederlandse paviljoen stelt juist en terecht, dat voor een duurzame toekomst deze systemen aan herziening toe zijn.
Aan de ene kant presenteert het paviljoen de indrukwekkende tekeningenserie ‘The Waterworks of Money’ die is gemaakt door architect Karlijn Kingma. Zij vertaalt in deze tekeningen het economische systeem in een ruimtelijke omgeving waarbij ze geld als water voorstelt. Deze tekeningen doorgronden de economische mechanismes die veranderingen aanjagen maar deze evengoed frustreren.
Tegelijkertijd onderzoekt Jan Jongert de manier waarop een low-tech waterretentie systeem opgenomen kan worden in het paviljoen van Rietveld. Door het regenwater op te vangen in plaats van direct op het riool af te voeren, kan het paviljoen zichzelf bedruipen, maar ook onderzocht Jongert in samenwerking met de Rotterdamse Urbanisten hoe de omliggende Giardini op deze wijze meer veerkrachtig kunnen worden gemaakt.
Open tuinen
Het voorstel van Jongert en de Urbanisten resoneert op fraaie wijze met het project ‘Open Giardini’ door Unfolding Pavilion. Het park van de Giardini, begin 19de eeuw aangelegd in opdracht van Napoleon, was een publieke ruimte ontworpen in de stijl van het neoklassieke landschapspark. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw werd het eerste kunstpaviljoen gebouwd, spoedig gevolgd door het Belgische paviljoen en de andere landen paviljoens. Op dit moment beslaat de Biënnale 2/3 deel van het eens publieke park.
De tuinen zijn echter niet het bezit van de biënnale. De stad heeft het land aan de organisatie gegund in ruil voor onderhoud en veiligheid. De gedachte is dus niet ver om de tuin open te stellen voor de bewoners van Venetië in die maanden dat de paviljoens leeg staan en geen tentoonstellingen worden gehouden. In de praktijk wordt het terrein echter steeds hermetischer van de buitenwereld afgeschermd. Volgens ‘Unfolding Pavilion’ is deze expansionistische praktijk niet in overeenstemming met de progressieve waarden van inclusiviteit, die de Biënnale zegt te ondersteunen.
Uitwisseling met stad
Ofschoon het aantal exposanten in de hoofdtentoonstelling door Lokko flink is teruggebracht, maakt de Biënnale nog altijd een sterke groei door. Deze groei wordt vooral gerealiseerd in de stad zelf, waarin de Biënnale nu diep is doorgedrongen en het aantal tentoonstellingen explosief is gestegen. Ook parallelle activiteiten gaat het voor de wind. De manifestatie ‘Space Time Existence’ waarin architecten een tentoonstelling tijdens de Biënnale kunnen “kopen”, begon ooit in Palazzo Bemba, maar is dit jaar voor de eerste maal op drie locaties in de stad te bezichtigen.
Omgekeerd is de Biënnale voor de stad steeds ondoordringbaarder geworden. In het Oostenrijkse paviljoen thematiseert de jonge architectengroep AKT, in samenwerking met de legendarische architect Hermann Czech, deze situatie. Om de Biënnale te verbinden met de achterliggende wijk Sant’Elena, ontwierpen ze een steigerbrug over het kanaal. Ook wilden de architect de helft van het paviljoen beschikbaar stellen voor door de buurt te organiseren activiteiten. Beide ideeën werden door de directie van de Biënnale verworpen. Nu staat er een halve brug die uitloopt op een uitkijkplatform over het water.
Van efficiëntie naar ecologie
In veel tentoonstellingen overheerst het besef dat de moderne ontwikkeling te ver is doorgeschoten en dat je beter op je schreden kunt terugkeren. In het Sloveens paviljoen wordt de huidige eco-vriendelijke architectuur ter discussie gesteld. Volgens de curatoren Jure Grohar, Eva Gusel, Maša Mertelj, Anja Vidic en Matic Vrabič leunt ze te zwaar op die disciplines die technische apparaten en systemen de gebouwen hebben binnen gesleept. De nadruk ligt daarmee op energie-efficiëntie, maar is niet geïntegreerd in het ontwerp en gedraagt zich als een onafhankelijke component.
Samen met 50 Europese architecten deden de Slovenen onderzoek naar architectuur voorafgaande aan dit technologische tijdperk. De relatie tussen architectuur en omgeving komt terug op de agenda, als het aan de Slovenen ligt. Deze ecologie is wat hun betreft een onlosmakelijk onderdeel van architectuur zelf. In het onderzoek komen ‘vernacular’ gebouwen aan bod waarvan ecologie een integraal onderdeel is.
Hernieuwde relevantie
Dit heeft geleid tot de formulering van een achttal ecologische principes die teruggaan naar de tijd, waarin bijvoorbeeld met behulp van intermediaire zones in huizen de temperatuur kon worden gereguleerd. Ook werd het menselijke lichaam zelf als hittebron ingezet. Tevens werden het gebruik en het huis zelf aangepast aan het wisselen van de seizoenen. Dergelijke maatregelen vervullen een sociale en rituele functie en zijn opnieuw actueel. Volgens de makers moet architectuur meer dan energie-efficiency nastreven. Ze zou ecologisch moeten worden.
De curatoren doen daarmee een beroep op de praktische zin die in de architectuur voorgaande aan de twintigste eeuw bestond, dus voordat de air conditioning werd geïntroduceerd. In het terugdringen van de CO2 uitstoot en energieconsumptie, alsmede de strijd tegen de opwarming van de aarde, worden de elementen die hooguit nog een symbolische functie hadden, opnieuw relevant.
Uitnodiging tot utopie
In het Franse paviljoen staat een theater opgesteld in een bolvorm. Onwillekeurig doet het denken aan de ontwerpen van de Franse architect Etienne Boullée of aan een wereldbol, maar de curatoren Muoto & Georgi Stanishev presenteren de bol als een discobal. Crisis, welke crisis? hoor je ze zeggen. Hier niet de loodzware ernst van het Duitse paviljoen (zie onder), maar een party houding die verfrissend aandoet. Het is een uitnodiging tot utopie: niet langer staat de crisis centraal, maar de mogelijkheid van een alternatieve toekomst.
De bol is een theater van een bijzondere soort. Momenten van rust wisselen af met plotselinge explosies van stemmen en geluiden. In performances worden vraagtekens gezet bij identiteit, geslacht en koloniale erfenissen. Aan de ene kant heeft het theater veel weg van een futuristische capsule, maar je kunt er ook de primitieve hut van Laugier in zien. Deze dubbelzinnigheid is bewust gecreëerd: moeten we met het oog op de toekomst nieuwe gemeenschappen creëren of ons juist uit de wereld terugtrekken, lijken de makers zich af te vragen.
Wat is architectuur?
Op de meeste tentoonstellingen zijn niet veel gebouwen te zien. Dat neemt niet weg dat ik de maquettes van David Adjaye’s laatste projecten (inclusief het nieuwe Kiran Nadar Museum in New Delhi), de tekeningen van Atelier Masomi, de installatie ‘Counteract’ vaan Francis Keré en de tafels waarop het werk van Flores & Prats uit Barcelona ligt uitgestald, niet snel zal vergeten. Dat geldt eveneens voor de tentoonstelling die het V&A aan het Tropische Modernisme heeft gewijd.
Overheersend zijn echter video’s, onderzoeksprojecten en installaties die volgens Lokko de ‘productive edge” van de architectuur vormen. Voor de beroemde Britse architect Patrick Schumacher, nooit te beroerd een omstreden standpunt in te nemen, vormde dat de reden om in een Facebook-post met de titel ‘Venice Biënnale Blues’ de Biënnale aan te klagen. Volgens hem zou ze moeten ophouden aanspraak te maken op de titel architectuur.
Schumacher bezocht 12 nationale paviljoens en kwam naar eigen zeggen niet een architectonisch werk tegen. Hij vraagt zich hardop af: “Wat zegt ons dit? Dat er geen noemenswaardige architectuur in al die landen is [gemaakt] of waar dan ook in de westerse wereld? Is het ontwerpen en bouwen van gebouwen alleen een aanleiding voor een slecht geweten? Is dit slechte geweten de drijvende kracht achter de weigering […] om welke hedendaagse architectuur dan ook te laten zien?” Schumacher verwijt de Biënnale haar missie als architectonisch evenement te verloochenen.
Glimmende esthetiek
Volgens mij is daar geen sprake van. Ze doet juist het omgekeerde door de vraag naar de betekenis van architectuur opnieuw aan de orde te stellen. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de fascinerende presentatie ‘Xholobeni Yards’ van de Spaanse architect Andrés Jaque in de Arsenale. In deze installatie laat hij zien hoe de glimmende architectuur van de Hudson Yards in New York City ten koste gaat van de Xholobeni in Zuid Afrika. Als gevolg van de titanium-winning zijn deze mensen gedwongen te leven in een landschap dat geteisterd wordt door stofwolken.
Volgens Jaque is het voorrecht van sommigen sterk verbonden met het nadeel van anderen. Zijn installatie poogt deze oorzaak-gevolg-relaties bloot te leggen. Dat het financieel kapitalisme de architectonisch vorm diepgaand heeft veranderd, wisten we al. Immers nu massaal wordt geïnvesteerd in onroerend goed, wordt van de architectuur verlangd dat ze niet aan waarde zal verliezen. Door te laten zien wat dit betekent voor Vessel en de andere gebouwen in Hudson Yards, voegde Jaques een nieuwe dimensie aan de discussie toe.
Deze obsessie met heldere, glimmende en glinsterende gebouwen heeft namelijk een hoge prijs die door Jaque en zijn team uit de doeken wordt gedaan. In de materialen-mix van gladde gebouwen is titanium een van de belangrijkste componenten. Om dit materiaal te winnen wordt zand verzameld, gefilterd en daarna teruggebracht op de plek van winning. De grond wordt hierdoor lichter en waait gemakkelijker op, met als gevolg dat door de wind voortdurend stofwolken worden verspreid. Ook is het moeilijker geworden gewassen te verbouwen op aarde waar titanium is gewonnen. Het schitterende glas in Manhattan gaat ten koste van de gezondheid van mensen aan de andere kant van de wereld.
Relevantie van Biënnale
De architectuur Biënnale van Venetië is dit jaar groter dan ooit, en dat geldt ook voor de onafzienbare stroom van publicaties, bijeenkomsten en rondleidingen die dit evenement begeleiden. Alles wat je kunt zeggen over zo’n evenement is waar, maar ook dat ze een goede gelegenheid biedt om te reflecteren op enkele structurele onderwerpen waarmee de discipline architectuur te kampen heeft.
De Biënnale van Lokko valt te zien als een laboratorium waarin de relevantie van architectuur voor grotere maatschappelijke en milieuvraagstukken wordt getest. Architectuur staat voor de vraag welke rol ze kan spelen in de samenleving. En daarmee voor de vraag: wat is architectuur? Maar los daarvan vormt de Biënnale ook een plek waar je veel mensen ontmoet en tal van inzichten opdoet over de stand van zaken in de architectuur.
De tentoonstellingen in Arsenale en Giardini bieden een succesvolle en intensieve verwerking van deze thematieken. Tal van landenpaviljoens sluiten mooi aan op de hoofdtentoonstellingen. Het maakt de Biënnale tot een van de betere edities in de geschiedenis, vergelijkbaar met eerdere van Rem Koolhaas, Kazuyo Sejima en Hans Hollein. Lesley Lokko is erin geslaagd bezoekers een overrompelende ervaring te bieden.
LANDENPAVILJOENS
De Architectuur Biënnale in Venetië heeft ‘The Labarotory of the Future’ als onderwerp. In de vele landenpaviljoens wordt daar op verschillende manieren op gereageerd. Onderstaand een overzicht van de meest opvallende.
Voor Terra ontving het Braziliaanse paviljoen dit jaar de gouden leeuw. De tentoonstelling, samengesteld door Gabriela de Matos en Paulo Tavares, stelt voor om het verleden opnieuw te doordenken en van daaruit mogelijke toekomsten te ontwerpen. Dit doet ze door architecten naar voren te schuiven die “vergeten” zijn in de architectonische canons.
Onder de noemer ‘Coastal Imaginaries’ richt het Deense Paviljoen, samengesteld door Josephine Michau, de schijnwerpers op het ontwerpen met natuur, in de strijd tegen wereldwijde uitdagingen waaronder de stijgende zeespiegel en de grote frequentie van stormvloeden.
Het Duitse paviljoen heeft hergebruik en recycling als thema. Het gebouw is omgetoverd tot een opslag van elementen uit voorgaande biënnales en voedt het debat over de vraag in hoeverre deze zijn te behouden en repareren.
Het Finse paviljoen heeft het toilet als onderwerp. De curatoren bepleiten een samenleving waarin het doorspoel toilet is afgeschaft en publieke toiletten voorzien in mest. Ook dit is een beweging ‘back to the future’, een terugkeer naar de traditionele ‘huussi’.
‘Ball theatre – the party is not over’ is een halfbolvormig theater dat in het Franse paviljoen staat opgesteld. Zie ook boven.
In het paviljoen van Japan toont de tentoonstelling ‘Architecture, a place to be loved’ het werk van Takamasa Yoshizaka, een architect die in de naoorlogse wederopbouw actief was. De gevarieerde tentoonstelling omvat textiel, keramiek, ontwerp, montage, metaalwerk en animatie.
Het Letse paviljoen is ingericht als supermarkt. Met behulp van AI zijn meer dan 500 paviljoens uit de Biënnale geschiedenis omgeturnd tot supermarkt producten die je kunt kopen en afrekenen bij de kassa.
In Nederlandse paviljoen laten Jan Jongert en Carlijn Kingma zien hoe alternatieve systemen kunnen bijdragen aan een duurzamere toekomst op macroschaal. Zie boven.
In het Nordic Paviljoen heeft architect Joar Nango een tentoonstelling samengesteld die de architectuur van de Sámi nomaden uit Noorwegen, Zweden en Finland in kaart brengt.
Het Oostenrijkse paviljoen vraagt zich af wat de stad Venetie zelf heeft aan de Biënnale. Zie boven.
De tentoonstelling ‘Everlasting Plastics’ die Spaces heeft gemaakt in het paviljoen van de Verenigde Staten, zoekt een antwoord op de escalerende productie van kunststoffen, ondanks het groeiende besef van hun schadelijke impact op het milieu.
‘Neighbours’, het Zwitserse paviljoen door kunstenaar Karin Sander en architectuurhistoricus Philip Ursprung, onderzoekt de ruimtelijke en structurele nabijheid met het Venezolaanse paviljoen. Het Zwitserse paviljoen, ontworpen door Bruno Giacometti, opende in juni 1952 zijn poorten, terwijl vier jaar later Carlo Scarpa het Venezolaanse paviljoen vormgaf.
EXPOSITIES
De Architectuur Biënnale in Venetië heeft ‘The Labarotory of the Future’ als onderwerp. In de vele exposities wordt daar op verschillende manieren op gereageerd. Onderstaand een overzicht van de meest geprononceerde.
DAAR’s bijdrage aan ‘The Laboratory of the Future’ verkent de mogelijkheden van een kritische toe-eigening, hergebruik en ondermijning van fascistische koloniale architectuur en haar modernistische erfenis. De installatie is een reproductie op schaal van de gevel van het hoofdgebouw van het dorp Borgo Rizza (Syracuse, Sicilië), gebouwd in 1940 door de Ente di Colonizzazione del Latifondo Siciliano. Deze zijn door Alessandro Petti en Sandi Hilal van DAAR gedeconstrueerd tot vijftien multifunctionele modules.
‘Onomatopoeia – selected projects’, schenkt aandacht aan het werk van Kengo Kuma. In de tuin van Palazzo Franchetti is een groot metalen paviljoen van deze Japanse architect te vinden. De tentoonstelling wordt ondersteund door Qatar Museums en Qatar Creates.
Op de tentoonstelling ‘Qatar creates’ wordt een volgende generatie culturele instellingen getoond, ontworpen in samenwerking met internationaal geprezen praktijken, waaronder Alejandro Aravena Arquitecto, Herzog De Meuron, OMA en UNStudio Architecture. Van de laatste is het wonderschone Kindermuseum (DADU) opgenomen in de tentoonstelling. Deze is tot 26 november te zien in het ACP, Palazzo Franchetti, vlakbij de Ponte dell’Accademia.
De tentoonstelling ‘Tropical Modernism: Architecture And Power In West Afrika’ is georganiseerd door het V&A Museum en de Biënnale, in samenwerking met de AA uit London en de Kwame Nkrumah University. Ze reflecteert kritisch op het onderwijs dat op de AA in de richting tropische architectuurbestand, alsmede op 14 sleutelprojecten.
Om de huidige klimaatdoelstellingen te halen, dienen CO2 emissies alleen te worden teruggedrongen, maar ook opgeslagen in ondergrondse gigatonschalen. De film ‘The Great Endeavour’ van Liam Young benadert deze uitdaging met radicaal optimisme.
Energetic Venice Biennial puts architecture on a new track
The exhibition ‘The laboratory of the Future’ by the Ghanaian-English architect Lesley Lokko offers visitors an overwhelming experience. It is a good opportunity to reflect on some of the structural issues facing the discipline of architecture.
On the concrete floor in the palazzo are black blocks of 20x20x40 cm, on which stands a large solid volume. Videos are shown in the adjacent rooms. They are about the construction of a power station in Soviet times, but also about a secret contract that the Georgian government concluded with a Turkish company for the construction of a new power station and the resistance of the local population to this. The installation is called “January February March”.
It slowly dawns on you. In these months, the capital Tblisi needs a lot of water and the water level in the river drops. The church of the village that had to make way for the construction of the reservoir emerges above the water at that moment. The black block is a 1:1 print of the church interior. Gigi Shukakidze, Tinatin Gurgenidze and Otar Nemsadze put together an impressive architectural processing of what happened on this part of the earth.
Laboratory of the future
The Georgian pavilion, curated by Gigi Shukakidze, Tinatin Gurgenidze and Otar Nemsadze, is part of the 18th Architecture Biennale, which can be seen in Venice until November 26, 2023. Curated by architect, writer and activist Lesley Lokko, the international exhibition is set up as a laboratory of the future. With this theme, Lokko hopes to contribute to the major challenges of our time, including those of decarbonization and decolonization.
Change is key for Lesley Lokko. Africa is the shining example for Lokko. According to her, Africa is the place on the planet that contains the answers to the challenges that the future holds for us. Can we create a collective and relevant future by valuing the African experience, is Lokko’s provocative question.
The Lokko Biennale is different in many respects: most of the exhibitors are from Africa (even though they don’t always live in Africa anymore), it has a balance between men and women and the proportion of young architects is large. The average age of the participants is 43 years. It is an energetic exhibition, especially in the Arsenale, for which you have to take your time. The number of topics covered is staggering.
Blue Hour
The story goes that Rem Koolhaas would have liked to limit the 2014 Biennale to the Giardini, but was not permitted to do so. Even now, the main exhibition is divided between the Arsenale and the Central Pavilion in the Giardini. The exhibition in the last pavilion is called ‘Force Majeure’ and focuses on architectural production in Africa. The exhibition at the Arsenale has been dubbed ‘Dangerous Liaisons’ by Lokko, with a special focus on the African diaspora and the concept of hybridization.
The opening sequence of ‘Dangerous Liaisons’ is fabulous. She opens with ‘Blue Hour’, referred to by Lokko as a moment between dreaming and waking. The visitor then enters a large round room covered with mirrors. In the next room you can see an impressive, meter-high presentation by the London poet-architect Rhael LionHeart Cape. He proclaims that architecture should serve feelings, feelings that transform spaces. In passing, he reformulates a famous principle of architecture by demanding that “form follows disorganized function”.
You then enter a room in which a black marble monolith is set up. This otherworldly column by Studio Barnes is flanked left and right on the walls by beautiful drawings of columns that seem to come from an architectural treatise. This “columnar disorder” tells of a tradition lacking in traditional architectural canons and embodying the African diaspora.
Economy and ecology
The Dutch pavilion addresses the relationship between the production systems and the water retention systems. These are the systems that shape the built environment and regulate the flows of people, resources and ecology. In most discussions about ecology and sustainability little attention is paid to this. The Dutch pavilion rightly states that these systems need to be revised for a sustainable future.
On the one hand, the pavilion presents the impressive series of drawings ‘The Waterworks of Money’ by architect Karlijn Kingma. In these drawings she translates the economic system into a spatial environment in which she represents money as water. These drawings understand the economic mechanisms that drive change but also frustrate it.
At the same time, Jan Jongert is investigating the way in which a low-tech water retention system can be incorporated into Rietveld’s pavilion. By collecting the rainwater instead of draining it directly into the sewer, the pavilion can support itself, but Jongert also researched in collaboration with the Rotterdam Urbanists how the surrounding Giardini can be made more resilient in this way.
Open gardens
The proposal by Jongert and the Urbanists resonates beautifully with the ‘Open Giardini’ project by Unfolding Pavilion. The Giardini Park, commissioned by Napoleon at the beginning of the 19th century, was a public space designed in the style of the neoclassical landscaped park. The first art pavilion was not built until the end of the nineteenth century, soon followed by the Belgian pavilion and the other pavilions of other countries. At the moment, the Biennale occupies 2/3 of the once public park.
However, the gardens are not owned by the Biennale. The city has awarded the land to the organization in exchange for maintenance and security. The idea is therefore not strange to open the garden to the residents of Venice in those months when the pavilions are empty and no exhibitions are held. In practice, however, the site is increasingly hermetically shielded from the outside world. According to Unfolding Pavilion, this expansionist practice is inconsistent with the progressive values of inclusiveness that the Biennial claims to support.
Exchange with city
Although the number of exhibitors in the main exhibition has been considerably reduced by Lokko, the Biennale is still experiencing strong growth. This growth is mainly realized in the city itself, in which the Biennale has now penetrated deeply and the number of exhibitions has exploded. Parallel activities are also thriving. The ‘Space Time Existence’ event, in which architects can ‘buy’ an exhibition during the Biennale, once started in Palazzo Bemba, but this year can be viewed for the first time at three locations in the city.
Conversely, the Biennale has become increasingly impenetrable for the city. In the Austrian pavilion, the young group of architects AKT, in collaboration with the legendary architect Hermann Czech, gives a theme to this situation. To connect the Biennale with the Sant’Elena district behind it, they designed a jetty bridge over the canal. The architect also wanted to make half of the pavilion available for activities to be organized by the neighbourhood. Both ideas were rejected by the Biennale’s management. Now there is a half bridge that leads to a viewing platform over the water.
From efficiency to ecology
In many exhibitions, the realization prevails that modern development has gone too far and that it is better to retrace your steps. In the Slovenian pavilion, the current eco-friendly architecture is questioned. According to curators Jure Grohar, Eva Gusel, Maša Mertelj, Anja Vidic and Matic Vrabič, she relies too heavily on those disciplines that have dragged technical devices and systems into the buildings. The emphasis is therefore on energy efficiency, but is not integrated into the design and behaves as an independent component.
Together with 50 European architects, the Slovenes researched architecture prior to this technological era. The relationship between architecture and environment should be back on the agenda, if it is up to the Slovenians. As far as they are concerned, this ecology is an inseparable part of architecture itself. The research focuses on vernacular buildings of which ecology is an integral part.
Return to pre-modern times
This has led to the formulation of eight ecological principles that go back to a time when, for example, the temperature could be regulated with the help of intermediate zones in houses. The human body itself was also used as a heat source. The use and the house itself were adapted to the changing of the seasons. Such measures fulfill a social and ritual function and are once again topical. According to the makers, architecture should strive for more than energy efficiency. She should become ecological.
The curators thus appeal to the practical sense that existed in architecture prior to the twentieth century, ie before air conditioning was introduced. In the reduction of CO2 emissions and energy consumption, as well as the fight against global warming, the elements that at most still had a symbolic function are once again relevant.
Invitation to utopia
A theater is set up in a spherical shape in the French pavilion. Involuntarily it is reminiscent of the designs of the French architect Etienne Boullée, or of a globe, but the curators Muoto & Georgi Stanishev present the sphere as a disco ball. Crisis, what crisis? you hear them say. Not the heavy seriousness of the German pavilion here (see below), but a party attitude that feels refreshing. It is an invitation to utopia: the focus is no longer on the crisis, but on the possibility of an alternative future.
The sphere is a theater of a special kind. Moments of calm alternate with sudden explosions of voices and sounds. Performances question identity, gender and colonial legacies. On the one hand, the theater resembles a futuristic capsule, but you can also see Laurier’s primitive hut in it. This ambiguity has been deliberately created: should we create new communities with an eye to the future or withdraw from the world, the makers seem to wonder.
What is Architecture?
Most exhibitions do not feature many buildings. That does not alter the fact that I admire the models of David Adjaye’s latest projects (including the new Kiran Nadar Museum in New Delhi), the drawings of Atelier Masomi and the installation ‘Counteract’ by Francis Keré. The tables on which the work of Flores & Prats from Barcelona is on display, will not soon forget. This also applies to the exhibition that the V&A has devoted to Tropical Modernism.
Predominant, however, are videos, research projects and installations, which, according to Lokko, form the “productive edge” of architecture. For the famous British architect Patrick Schumacher, never afraid to take a controversial position, this was the reason to denounce the Biennale in a Facebook post entitled ‘Venice Biennale Blues’. According to him, she should stop claiming the title of architecture.
Schumacher visited 12 national pavilions and said he came across no architectural works. He wonders aloud: “What does this tell us? That no architecture worth mentioning was [created] in all those countries or anywhere else in the Western world? Is the design and construction of buildings only a cause for a bad conscience? Is this bad conscience the driving force behind the refusal […] to show any contemporary architecture?” Schumacher accuses the Biennale of denying its mission as an architectural event.
Shiny aesthetic
In my opinion that is not the case. She does just the opposite by raising the question of the meaning of architecture again. This is reflected, for example, in the fascinating presentation ‘Xholobeni Yards’ by the Spanish architect Andrés Jaque in the Arsenale. In this installation he shows how the gleaming architecture of the Hudson Yards in New York City is at the expense of the Xholobeni in South Africa. As a result of titanium mining, these people are forced to live in a landscape that is ravaged by clouds of dust.
According to Jaque, the privilege of some is strongly linked to the disadvantage of others. His installation attempts to reveal these cause-effect relationships. We already knew that financial capitalism has profoundly changed architectural form. After all, now that there is massive investment in real estate, architecture is expected not to lose value. By showing what this means for Vessel and the other buildings in Hudson Yards, Jaques added a new dimension to the discussion.
This obsession with bright, shiny and glittering buildings comes at a high price, which Jaque and his team reveal. Titanium is one of the most important components in the material mix of smooth buildings. To extract this material, sand is collected, filtered and then returned to the extraction site. This makes the ground lighter and blows up more easily, with the result that clouds of dust are continuously spread by the wind. It has also become more difficult to grow crops on soil where titanium has been extracted. The sparkling glass in Manhattan is at the expense of the health of people on the other side of the world.
Relevance of Biennale
The Venice Architecture Biennale is bigger than ever this year, and so is the endless stream of publications, meetings and tours that accompany this event. Everything you can say about such an event is true, but also that it provides a good opportunity to reflect on some of the structural issues facing the discipline of architecture.
The Lokko Biennale can be seen as a laboratory in which the relevance of architecture to larger social and environmental issues is tested. Architecture faces the question of what role it can play in society. And thus for the question: what is architecture? But apart from that, the Biennale is also a place where you meet many people and gain numerous insights about the state of affairs in architecture.
The exhibitions in Arsenale and Giardini offer a successful and intensive processing of these themes. Numerous national pavilions tie in nicely with the main exhibitions. It makes the Biennale one of the better editions in history, comparable to earlier ones by Rem Koolhaas, Kazuyo Sejima and Hans Hollein. Lesley Lokko has succeeded in providing visitors with an overwhelming experience.
COUNTRY PAVILIONS
The Architecture Biennale in Venice has ‘The Labarotory of the Future’ as its subject. The many country pavilions respond to this in different ways. Below is an overview of the most notable.
For Terra, the Brazilian pavilion received the golden lion this year. Curated by Gabriela de Matos and Paulo Tavares, the exhibition proposes to rethink the past and design possible futures from there. She does this by putting forward architects who have been “forgotten” in the architectural canons.
Entitled ‘Coastal Imaginaries’, the Danish Pavilion, curated by Josephine Michau, focuses on designing with nature in the fight against global challenges including rising sea levels and the high frequency of storm surges.
The theme of the German pavilion is reuse and recycling. The building has been transformed into a storehouse of elements from previous biennales and feeds the debate about the extent to which these can be preserved and repaired.
The Finnish pavilion has the toilet as its subject. The curators advocate a society in which the flush toilet has been abolished and public toilets provide manure. This again is a movement ‘back to the future’, a return to the traditional ‘huussi’.
‘Ball theater – the party is not over’ is a hemispherical theater set up in the French pavilion. See also above.
In the Japan pavilion, the exhibition ‘Architecture, a place to be loved’ shows the work of Takamasa Yoshizaka, an architect who was active in the post-war reconstruction. The varied exhibition includes textiles, ceramics, design, assembly, metalwork and animation.
The Latvian pavilion is set up as a supermarket. With the help of AI, more than 500 pavilions from Biennale history have been turned into supermarket products that you can buy and pay at the checkout.
In the Dutch pavilion, Jan Jongert and Carlijn Kingma show how alternative systems can contribute to a more sustainable future on a macro scale. See above.
In the Nordic Pavilion, architect Joar Nango has put together an exhibition that maps the architecture of the Sámi nomads in Norway, Sweden and Finland.
The Austrian pavilion wonders what the city of Venice itself can gain from the Biennale. See above.
The ‘Everlasting Plastics’ exhibition created by Spaces in the United States pavilion seeks an answer to the escalating production of plastics, despite the growing awareness of its harmful impact on the environment.
Neighbors, the Swiss pavilion by artist Karin Sander and architectural historian Philip Ursprung, emphasizes the spatial and structural proximity to the Venezuelan pavilion. The Swiss pavilion, designed by Bruno Giacometti, opened its doors in June 1952, while Carlo Scarpa designed the Venezuelan pavilion four years later.
EXHIBITIONS
The Architecture Biennale in Venice has ‘The Labarotory of the Future’ as its subject. The many exhibitions respond to this in different ways. Below is an overview of the most pronounced.
DAAR’s contribution explores the possibilities of a critical appropriation, reuse and subversion of fascist colonial architecture and its modernist legacy in Italy. The installation is a scale reproduction of the facade of the main building of the village of Borgo Rizza (Syracuse, Sicily), built in 1940 by the Ente di Colonizzazione del Latifondo Siciliano. These have been deconstructed into fifteen multifunctional modules by Alessandro Petti and Sandi Hilal from DAAR.
‘Onomatopoeia – selected projects’, focuses on the work of Kengo Kuma. A large metal pavilion by this Japanese architect can be found in the garden of Palazzo Franchetti. The exhibition is supported by Qatar Museums and Qatar Creates.
The exhibition ‘Qatar creates‘ showcases a next generation of cultural institutions, designed in collaboration with internationally acclaimed practices, including Alejandro Aravena Arquitecto, Herzog De Meuron, OMA and UNStudio Architecture. Of the latter, the wonderful Children’s Museum (DADU) is included in the exhibition. It can be seen until November 26 in the ACP, Palazzo Franchetti, near the Ponte dell’Accademia.
The exhibition ‘Tropical Modernism: Architecture And Power In West Africa‘ is organized by the V&A Museum and the Biennale, in collaboration with the AA from London and Kwame Nkrumah University. She critically reflects on the teaching provided at the AA towards tropical architecture, as well as on 14 key projects.
To achieve the current climate targets, CO2 emissions only need to be reduced, but also stored in underground gigatons. Liam Young’s film The Great Endeavor approaches this challenge with radical optimism.