Hergebruik als logische constructie – Stadhuis Den Helder door Office Winhov en Van Hoogevest Architecten

Stadhuis Den Helder is het resultaat van een bijzondere omgang met een al bestaande stedelijke situatie. In deze bijdrage waarmee ik mijn drieluik over het project afsluit, wil ik meer te weten komen over de methode die Office Winhov en Van Hoogevest Architecten gebruiken. Grootste winst daarbij is wellicht dat architectuur en interieur de geslaagde bekleding vormen van de bouwkundige constructie.

Het door Office Winhov en Van Hoogevest Architecten ontworpen Stadhuis Den Helder is ondergebracht in de negentiende eeuwse mastenloods (r) en de na-oorlogse zeilmakerij (l) Beeld Stefan Müller

Stadhuis Den Helder is een project waar je niet omheen kunt. In twee voormalige werfgebouwen op Willemsoord, de voormalige marinehaven van Den Helder, zijn de bestuursfuncties ondergebracht die voorheen over de gehele gemeente lagen verspreid. De representatieve functies zijn te vinden in de mastenloods, de ambtenarij neemt plaats in de voormalige zeilmakelij. Het is bovendien op zo’n manier gedaan dat het Stadhuis volwaardig onderdeel is geworden van de stad.

Ooit was een stadhuis een monumentaal gebouw, waarvoor je een trap op moest, voordat je het mocht betreden. In Den Helder is het stadhuis in twee voormalige werfgebouwen ondergebracht. Het getuigt op zijn minst van lef van de gemeente om deze keuze te maken. Niet alleen is een nieuw type stadhuis gemaakt, maar ook een geslaagde democratisering van het openbaar bestuur. Door de raadszaal aan de centrale hal te plaatsen, is de democratie zichtbaar en benaderbaar.

Luisteren naar de gebouwen

In deze bijdrage waarmee ik mijn drieluik over het project afsluit, wil ik meer te weten komen over de methode die de architecten gebruiken. Het eerste dat mij opvalt is dat ze goed naar de gebouwen “luisteren”. Beide werfgebouwen zijn niet benaderd als monumentale structuren, maar eerder als normale gebouwen, waarbij de constructie het allerbelangrijkste is. Van de inherente weerstand die dit soort gebouwen oplevert, hebben beide architecten duidelijk gebruik gemaakt.

De Mastenloods kent vier parallelle beuken met een monumentale houten constructie waar de namen van de werfarbeiders nog ingekerfd staan. Door deze constructie te accepteren en tot kern van de gevolgde benadering te maken, lag de ruimtelijke organisatie voor het grijpen. De invulling met houten wanden is een afgeleide van het kleine opzichtershuis dat zich in de hoek van de hal bevindt.

In de voormalige zeilmakerij verliep het ontwerpproces andersom, de keuze voor de vide is een regelrechte ontwerpbeslissing. Echter de kolommen en balken die in deze vide staan en hangen, komen uit het gebouw zelf voort. Enig moment is overwogen ze weg te halen, maar dat had geleid tot aanzienlijke kosten. Het gebouw dicteert daarmee hoe de vide eruit ziet.

Office Winhov en Van Hoogevest Architecten, Stadhuis Den Helder, centrale hal in voormalige mastenloods met balie en links een blik in de raadszaal Beeld Max Hart Nibbrig
Centrale vide met kantoren in de na-oorlogse zeilmakerij Beeld Stefan Müller

Gelaagd geheel

Office Winhov en Van Hoogevest Architecten hebben de opgave benaderd als een gelaagd geheel. Voor Office Winhov begint het architectonische denken bij de plek, niet bij het gebouw. In zijn overwegingen spelen de geschiedenis en de sfeer van de plek een even belangrijke rol als de fysieke structuur ervan. Office Winhov laat de verhalen en de manier waarop deze zijn neergeslagen in de stad, nadrukkelijk meespelen in het uitwerken van de opgave.

De architect investeert veel in het programma. Met de verdeling over beide gebouwen is een rationeel project gedefinieerd. Het rationeel organiseren en het functioneel op orde krijgen van een gebouw is een terugkerend onderdeel in het werk van Office Winhov. De materialiteit van de gebouwen en de associatieve wereld die daar verband mee houdt, vormt een derde laag. Een vierde laag is ten slotte die van het interieur. Dat is in den Helder misschien wel de belangrijkste, aangezien de opgave zich voor een groot deel aan de binnenkant afspeelde.

Cladding en lining

OfficeWinhov is niet het eerste architectenbureau dat zich aan de interieuropgave wijdt. Veel bureaus richten hiervoor een aparte afdeling interieurarchitectuur op. Wat Office Winhov onderscheidt, is dat zij interieur en architectuur juist niet opvat als gescheiden werelden. De materialiteit aan de binnenkant van een gebouw weegt even zwaar als die aan de buitenkant. Binnen de opgave van hergebruik is dat een belangrijke stap.

Het werk van het Londense architectenbureau Sergison Bates vormt een referentiepunt. ‘Cladding’ en ‘Lining’ zijn aan elkaar gekoppeld en vormen de bekleding van de tussenliggende bouwkundige constructie. Ook Office Winhov gaat van dit onderscheid uit. Interieur is geen aparte toevoeging, maar is zelf architectuur. Het interieur is evenzeer gebonden aan de plek, de geschiedenis en het karakter ervan als het exterieur. Door het ritme van de kolommen en de balken is het interieur een tectonische ruimte, het omgekeerde van wat je wellicht zou verwachten.

Kathedraal en fietsenstalling

De Engelse architectuurhistoricus Nikolaus Pevsner (1902-1983) merkte in zijn beroemde boek “Europese architectuur” op dat een fietsenstalling een gebouw is en Lincoln Cathedral een architectonisch werk. Pevsner lichtte dit onderscheid als volgt toe: ”Bijna alles dat een ruimte omsluit op een zodanige schaal dat een menselijk wezen haar kan betreden, is een gebouw. De term architectuur is alleen van toepassing op gebouwen die ontworpen zijn vanuit een esthetisch oogmerk.” 

Het is een prachtige definitie van architectuur, maar ook een die met het oog op Den Helder te beperkt is en bijstelling behoeft. Beide werfgebouwen zijn geen kathedralen, maar normale, middelmatige gebouwen. Eerder is geprobeerd om het bestaande te interpreteren en te continueren op basis van de eigen regels dan om te komen tot exceptionele vormen. 

Deze regels hebben overigens nog een voordeel. Ze voorkomen dat beslissingen te snel worden genomen en op die manier het nieuwe geheel schaden. Ze vormen daarmee een instrument om het ontwerpproces goed in te richten. Dat zie je terug in Den Helder. Sommige delen zijn op haast klassieke wijze gerestaureerd, andere delen zijn duidelijk nieuw, de meeste delen zijn gemaakt in de geest van de oude. 

Rol architect in het proces van hergebruik

Dit biedt architecten in dit soort processen van hergebruik een goede uitgangspositie. Architecten zijn niet slechts de ontwerpers, maar kunnen, sterker nog moeten, er tot de oplevering bij betrokken zijn. In de reguliere woningbouw wordt tegenwoordig vaak na het DO of zelfs eerder al, na het VO afscheid van architecten genomen. Bij al bestaande gebouwen is dat laatste ondenkbaar. 

De kunst van het improviseren is volgens Jan Peter Wingender onderdeel van het vak. Dit is nodig omdat vaak pas in laat stadium informatie beschikbaar komt en dan onder tijdsdruk (bijvoorbeeld van de aannemer) moet kunnen worden gehandeld. In Den Helder werkten de architecten in de uitvoering samen met de directievoering en het dagelijks toezicht. Vervolgens werden in het werk in samenwerking met de aannemers voorkomende problemen opgelost.

Deze werkwijze betaalde zich uit bij de zeilmakerij. Dat het betoncasco schots en scheef stond en de invulling met metalen panelen dus anders diende te gaan dan was voorzien, werd pas duidelijk toen de aannemer het casco had ingemeten. Op dat moment ging de architect met de aannemer aan tafel. In de traditionele woningopgave zou dit niet zijn gebeurd en zou niet de oplossing zijn bereikt die er nu is gekomen. 

Trouwzaal in Stadhuis Den Helder Beeld Max Hart Nibbrig
Stadhuis Den Helder
Werkomgeving in Stadhuis Den Helder Beeld Max Hart Nibbrig

Hergebruik en restauratie

Beide bij Stadhuis Den Helder betrokken architecten werken al sinds 2018 met elkaar samen. Zowel Office Winhov als Van Hoogevest hebben hun sporen verdiend in deze opgave, de ene vanuit het ontwerp, de andere vanuit de restauratie component. Stadhuis Den Helder laat zien, dat beide activiteiten elkaar beginnen te naderen.

Te verwachten valt dat de ooit van elkaar gescheiden activiteiten van ontwerp en restauratie verder naar elkaar toe zullen groeien. Het heeft alles te maken met de toekomstige bouwopgave in Nederland. Bijna alle komende projecten kennen wel een component van renovatie. 

Wat Stadhuis Den Helder verder duidelijk maakt, is dat je er met een louter pragmatische benadering of methode niet komt. Gebouw 66 bijvoorbeeld is een kwetsbaar project. De gevolgde aanpak laat zien wat je kunt bereiken, als je oog blijft houden voor de waarden die het gebouw heeft.

In veel projecten krijgt hergebruik een waarde vanwege de relaties die ze aanknoopt met andere zaken zoals duurzaamheid of materialen. Maar behalve over duurzaamheid of materialen, dus over de investeringen die hierin worden gedaan, gaat hergebruik ook de kwaliteiten van een object, dus over de manier waarop van deze investeringen gebruik is gemaakt. Bij veel van dit soort opgaven geldt immers, dat je het maar één keer fout kunt doen.

Stadhuis Den Helder, Willemsoord 66 & 72, Den Helder 

Opdrachtgever Gemeente Den Helder Architect Office Winhov & Van Hoogevest Architecten Ontwerpteam Office Winhov Jan Peter Wingender, Leon Kentrop, Charles Heuber, Anna Janssen, Martijn van Wijk, Dominique de Rond, Anna Tabellini Ontwerpteam Van Hoogevest Architecten Maarten Bakker, Ronald Veltman, Henk van Rossum, Jacqueline van Dam Installatie-adviseur W4Y Constructeur ABT Lichtadviseur Beersnielsen Bouwfysica / brandveiligheid Cauberg Huygen Bewegwijzering Janno Hahn Tapijtontwerp Edith van Berkel Aannemer Friso Programma Duurzame herbestemming historische werfgebouwen tot stadhuis Oppervlakte 6.800 m² Prijzen BNA Beste Gebouw van het Jaar, categorie ‘Stimulerende omgevingen’ en Herengracht Industrieprijs 2024