In de jaren 60 ontwikkelde architectuurcriticus Rayner Banham, de ontdekker van het brutalisme in de architectuur, zich tot heuse milieu-activist. Hij begon geheel volgens de opvattingen van die tijd de wereld te zien als een systeem dat is opgebouwd uit systemen. Volgens hem zijn die belangrijker dan afzonderlijke elementen zoals gebouwen en kunnen ze verder groeien dankzij het onuitputtelijke vernuft van mensen en hun technologieën. Het reguleren van de omgeving en de inzet van efficiënte installaties daarbij is een vast onderdeel van dit repertoire.
Deze opvatting begon in die tijd om zich heen te grijpen. In de boeiende tentoonstelling Radical Austria (onlangs te zien in Design Museum Den Bosch) is een filmpje opgenomen met de Oostenrijkse architect Hans Hollein die met een vliegtuigje arriveert op luchthaven Aspen en daar zijn kantoor opzet met behulp van een transparante opblaasbare bubbel. Na deze te hebben betreden via een sluis, installeert de architect zich en neemt vervolgens via een “mobiele telefoon” contact op met een opdrachtgever. Op de meegebrachte tekenplank legt Hollein de laatste hand aan een traditioneel huisje.
Opkomst installaties in gebouwen
Het was de tijd dat architecten zich druk begonnen te maken over de uitgetrokken budgetten voor installaties in hun gebouwen en zich afvroegen in hoeverre deze de toekomst van architectuur in gevaar konden brengen. Het aandeel van en daarmee de zelfstandigheid van de installaties in de gebouwen namen in de daarop volgende decennia echter alleen maar toe. Uit deze ontwikkeling is wel de conclusie getrokken dat een gebouw in feite geen conventionele omhulling of envelop meer nodig heeft.
Deze ontwikkeling bereikt in het gebouw van Depot Boijmans Van Beuningen, ontworpen door MVRDV een nieuw hoogtepunt. Je kunt vermoeden dat de spectaculaire spiegelschil die door het grote publiek al vrij snel in de armen is gesloten en is erkend als iconisch, slechts mogelijk is dankzij de manier waarop in het gebouw het binnenklimaat wordt geregeld. Over dat gebouwbeheersysteem (GBS) sprak ik met Gerard Dullemond. Gerard werkt voor Heijmans, het bedrijf dat de komende tien jaar de installaties van het depotgebouw onderhoudt en beheert.
Hij wist me te vertellen dat de klimaateisen van het depot minstens zo hoog zijn als van een ‘clean room’. Bij de laatste wordt met de buitenwereld een sluis aangebracht om ervoor te zorgen dat de lucht in de ruimte goed blijft. Maar in het depot betreden bezoekers de ruimte, ze worden daarmee vervuilers die van alles meenemen. Uitdaging is om dit zo te monitoren dat dat wat Dullemond de luchthuishouding noemt, op orde blijft.
Regeling van temperatuur en vochtigheid
In het gebouw zijn 21 verschillende ruimtes te vinden waarvoor vijf verschillende temperatuur- en vochtigheidsinstellingen gelden. Leidend bij deze indeling zijn de materialen waaruit de kunstwerken bestaan, zoals papier, schilderdoek, metaal, plastic en fotografie. De luchtvochtigheid mag bij schilderijen 47.5-52.5% zijn, maar bij kleurenfotografie 34-38%. En terwijl kleurenfoto’s bij 8-9 C worden bewaard, kunnen zwart-witfoto’s 16-18 C aan. Met behulp van sensoren worden beide grootheden bijgehouden. Zodra de temperatuur dreigt op te lopen of te kelderen, onderneemt het systeem automatisch actie om het evenwicht te herstellen.
In de praktijk gebeurt dat door lucht of vocht in te blazen of juist te onttrekken. De installaties voor deze drie systemen bevinden zich op de vierde verdieping en lopen door het gehele gebouw. Iedere collectieruimte wordt apart gemonitord en zodra de temperatuur in een ruimte bijvoorbeeld te hoog dreigt te worden, gaat automatisch een klep open en wordt koude lucht ingeblazen, afgestemd op de vereiste luchtvochtigheid. Overigens zal de binnenconstructie van kalkzandsteen de daling of stijging ook temperen.
Grootste verstorende factor in de conditieniveaus is de bezoeker. Zodra deze een depotruimte betreedt, schiet de temperatuur omhoog. Allereerst zal dan het systeem proberen de temperatuur te herstellen en ervoor te zorgen dat ze binnen de afwijking van een halve graad valt. Maar als dat niet lukt, bijvoorbeeld omdat een bezoeker te lang blijft hangen, dan gaan volgens Dullemond alle alarmbellen af. Cruciaal zijn daarom de tijd die het systeem “krijgt” om de temperatuur en luchtvochtigheid te herstellen, alsmede de toegestane afwijking in temperatuur.
Luchtcirculatie in vide
Het publieke gebied is een open vide die verbonden is met de buitendeuren en het restaurant met tuin op het dak. Omdat de lucht stijgt is het boven altijd warm, wat wordt ondervangen door ventilatoren die de lucht laten circuleren. Om tocht te voorkomen wordt lucht op iedere verdieping ingeblazen en op de bovenste verdieping teruggewonnen en naar beneden toe afgevoerd. Voorwaarde is wel dat de deuren van het restaurant gesloten blijven en dat bezoekers via de sluis het dakterras betreden.
Het gebouwbeheersysteem (GBS) gaat in principe tien jaar mee. Echter de techniek gaat zo hard, dat wellicht over twee jaar al weer gewerkt wordt met andere software. Dullemond vergelijkt het GBS met de software op je mobiel. Die wordt een tijdlang geüpdatet, maar wordt van tijd tot tijd ook vervangen. Daarnaast is in de meerjarenonderhoudsbegroting (MJOB) vastgelegd wanneer bepaalde software zal worden vervangen.
Ontwikkeling van de techniek
Uiteindelijk zal alles worden ingehaald door de techniek, aldus Gerard. Je blijft nadenken hoe je het binnenklimaat beter en anders kunt beheersen. De keerzijde daarvan is de vooruitgang van de techniek. De computertechniek staat volgens hem nog in de kinderschoenen. Daar is nog heel veel verbetering en verandering in mogelijk.
De installaties van het gebouw zelf zijn een langer leven beschoren. Ze bestaan uit kanalen, kabels en kabelgoten. De kabels voor de energievoorziening en de kabelgoten kunnen volgens Dullemond wel honderd jaar blijven liggen. De kanalen waar de lucht wordt in- en uitgeblazen dienen uiteraard van tijd tot tijd te worden schoongemaakt. Met behulp van zakken- en koolstoffilters wordt de lucht overigens wel zo schoon mogelijk gemaakt.
Op het moment dat we met elkaar spreken, is nog niet bekend hoeveel energie het gebouw verbruikt. Om dat goed in te kunnen schatten, moet je eerst een winter en zomer hebben meegemaakt, aldus Dullemond. Alvast wijst hij op de zonnepanelen waarmee op het dak energie wordt gewonnen. En op het feit dat de verwarmingsinstallatie is aangesloten op het warmtenet van de gemeente Rotterdam. Dullemond zelf hoopt in ieder geval op een strenge winter om te kijken hoe de installatie het doet.
Ademloos in de pot
Depot Boijmans Van Beuningen is nu al een heel populaire plek om te bezoeken en zijn aantrekkingskracht ligt in de iconische schaal die Winy Maas volgens de overlevering ontleende aan een IKEA-schaal op de lunchtafel, en aan het interieur met zijn trappen, zichtlijnen en kunstkiosken. En aan de rondleidingen die je hier kunt volgen. ‘Ademloos in de pot: wie wil dat nu niet?’, kopte het AD onlangs. De kop speelt toe op het esthetische plezier dat paradoxaal slechts mogelijk is dankzij een klimaatregeling die het gebouw laat ademen op de juiste manier.
Overzicht Klimaatindelingen in Depot Boijmans Van Beuningen
(t=temperatuur, rl=relatieve luchtvochtigheid)
Algemeen depotruimten zoals schilderijen, keramiek, kunststoffen etc. t: 16 – 22 graden rl: 47.5 – 52.5%
Metalen t: 16 – 18 graden rl: 38 – 42%
Zwartwit-fotografie t: 16 – 18 graden rl: 43 – 47%
Kleurenfotografie t: 8 – 9 graden rl: 34 – 38%
Restauratieateliers t: 19 – 22 graden rl: 47 – 57%
Bron ‘Beheer en onderhoud in Depot Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Het juiste klimaat voor kunst’, te vinden op https://www.heijmans.nl/nl/verhalen/beheer-onderhoud-depot-boijmans-van-beuningen-rotterdam/, bezocht op 2 december 2021