Het woningvraagstuk in Nederland is aan het veranderen. Dat heeft er in de eerste plaats mee te maken dat steeds meer mensen alleen zijn gaan wonen. Het aantal eenpersoonshuishoudens groeit volgens het CBS de komende periode twee maal zo hard als het aantal meerpersoonshuishoudens. In steden als Amsterdam en Rotterdam leeft bijna de helft van de volwassenen niet samen. Dat leidt er volgens rijksbouwmeester Floris Alkemade toe dat de echte vraag van deze tijd de eenzaamheid betreft, een eenzaamheid die alle leeftijdsgroepen treft.
Vergrijzing van bevolking
Iets anders is dat de bevolking vergrijst. De invloed daarvan is volgens CBS-directeur Peter Hein van Mulligen zelfs nog groter dan migratie. Niet alleen worden mensen ouder, ook komen er steeds meer oudere mensen. Naar verwachting zal in 2030 12% van de bevolking ouder dan 75 jaar zijn. Deze vergrijzing zorgt voor een andere woningbehoefte: niet meer woningen met een tuin in een Vinex-omgeving, maar voor de doelgroep geschikte appartementen.
De vraag naar zorg onder deze bewoners is groot en zal de komende jaren verder stijgen. Kritische factoren daarbij zijn de personeelsschaarste, de explosief gestegen zorgkosten en de groeiende vraag naar zorg. In Rotterdam bijvoorbeeld maakt de financiering van het zorgstelsel al een kwart van de begroting uit. In de toekomst zal dit aandeel alleen maar groeien.
Nog geen twee jaar geleden wilde het kabinet tot 2030 tenminste 290.000 woningen bouwen, ongeveer 36.000 woningen per jaar. Onlangs meldde het AD dat dit jaar echter pas 2800 van dergelijke ouderenwoningen zullen worden opgeleverd. Het gaat om geclusterde woonvormen die gecombineerd worden met plekken voor verpleegzorg. Het kabinet beschouwde de bouw hiervan als een prioriteit, ook om de doorstroming op de huizenmarkt op gang te brengen. Maar volgens ABN-AMRO ontstaat ook een zorgprobleem, als ouderen geen passende woning kunnen vinden.
Behoud van zelfstandigheid en het voorkomen van een beroep op de zorg zijn alleen mogelijk, als passende woningen voor ouderen worden aangeboden. De ouderenbond ANBO-PCOB acht de bouw van geclusterde woonvormen met gemeenschappelijke ruimtes urgent. Volgens de bond is het onvermijdelijk om tegelijkertijd met passende woningen woonzorg aan te bieden. Dat laatste lukt alleen als mensen bij elkaar wonen en naar elkaar kunnen omzien.
Samenredzame wijken
De mogelijkheden om wonen en zorg te integreren, zijn in Nederland evenwel beperkt, aangezien de financiering van beide sectoren sinds 2013 gescheiden plaats vindt. Zorg wordt betaald via de verzekeringen en voor intensieve zorg in geval van bijvoorbeeld dementie moet je een beroep doen op de gemeente. Het wonen valt daar buiten. Zorginstellingen mogen het wonen zelf niet meer faciliteren. Zo kan het gebeuren dat voor een woongebouw vijf verschillende zorgbusjes voor de deur staan. Genanter kan het bijna niet, en efficiënt is het ook niet.
De bijdrage van Woonwerk architecten laat zich kenschetsen als een pleidooi voor samenredzame wijken. De architect werkt aan dit programma langs drie lijnen. In de eerste plaats wil ze mensen langer thuis laten wonen door aangepaste woningen en adequate voorzieningen aan te bieden. Volgens Woonwerk architecten moet je dat combineren met het idee van een community (of gemeenschap). Praktisch betekent dit dat je mensen ervan moet zien te overtuigen dat ze het samen kunnen redden, met elkaar. Samenredzaamheid noemen de architect dat. Door ambassadeurs aan te stellen versterk je deze ethos. Derde peiler onder samenredzame wijken is professionele hulp “waar het moet”, die wordt aangeboden aan mensen die om allerlei redenen 24 uur per dag zorg-op-maat nodig hebben.
Sociaal engagement
Woonwerk architecten is een architectenbureau van recente datum dat voortkomt uit drie al langer bestaande praktijken in België en Nederland. Tot 2023 leidden Evelien van Veen en Johan de Wachter hun eigen bureau. In dat jaar bundelde laatstgenoemde zijn krachten met Rik De Voogt en voegde Evelien van Veen zich bij hen. Het nieuwe bureau heet Woonwerk Architecten, vanwege haar focus op “innovatief wonen in al zijn aspecten”, zoals Robert Muijs op Architectenweb schreef.
In de praktijk van Woonwerk Architecten staat het engagement met de bewoners voorop. Zaken als stijl, esthetiek of performance spelen in mindere mate een rol. Woningbouw is voor Woonwerk eerder een object met een maatschappelijke waarde dan een object waaraan geld verdiend kan worden. De woonwijken en woongebouwen die ze ontwerpt en realiseert, staan ten dienste van een nog te vormen zorgzame samenleving.
Van Veen en De Wachter zijn overtuigd van het belang van een goede omgeving. Hun engagement gaat zover dat ze regelmatig overnachten in een zorgomgeving. Op deze manier leren ze wat voor zorgverleners fijne werkplekken zijn en wat voor bewoners het beste werkt. Van Veen en De Wachter stellen dat als je een zorgomgeving goed ontwerpt, mensen beter slapen, sneller herstellen en gezonder eten. Op hun beurt verschaft dat zorgverleners meer ruimte om hun werk beter te doen en bijvoorbeeld goed te koken, de tuin te verzorgen of een uitstapje met de bewoners te maken.
Overbodig straatje erbij
Een goed ontworpen zorgomgeving maakt iets uit, dat proberen ze opdrachtgevers in de zorg duidelijk te maken. Als één ding daarbij niet nodig is, dan zijn dat nog meer rijwoningen. Ze vormen weliswaar een gemakkelijk verkoopbaar product, maar in gebiedsontwikkeling dient de aandacht uit te gaan naar de vraag hoe we willen samenwonen, aldus Van Veen en De Wachter.
De huidige gebiedsontwikkeling wordt nog te veel opgezet vanuit de beschikbare financieringscategorieën. Stedenbouwkundige en typologische overwegingen spelen nauwelijks een rol. Voor de opbouw van een passende gemeenschap is dat funest. Ook de ideologie van “straatje erbij” is volgens beide architecten daarvoor niet toereikend.
In het “straatje erbij” gaat het te weinig over het toekomstbestendig creëren van een inclusieve woonomgeving. Ook getuigt het niet van de creativiteit die nodig is om ruimte en zorg te combineren of om beschikbare geldstromen aan te boren. Vooral de bouw van woningen en appartementen nabij voorzieningen voor ouderen lijdt hieronder.
Gradiënten van collectiviteit
Woonwerk probeert de huidige polarisatie tussen appartementen enerzijds en grondgebonden woningen te ontlopen, door te werken met behulp van “gradiënten van collectiviteit”. Op basis hiervan kun je woningen ontwerpen rond een corridor of een hof, of als een duohuis. Bewoners vragen zich immers vooral af in wat voor huis ze willen wonen, bij wie in de buurt en met welke winkels om de hoek. In een financieringssysteem kun je niet wonen.
Beide architecten zouden dergelijke gradiënten het liefst als verplichting opnemen in de omgevingsplannen. Naast de Beng-richtlijnen (voor de energieprestatie) kan dan namelijk ook een toetsing op maatschappelijk waarden plaatsvinden. Dat biedt de mogelijkheid om ontwikkelaars extra punten te geven als hun vastgoed betekenis heeft voor een wijk. Voorts kunnen gemeenten kortingen geven op de grondkosten, als het maatschappelijk vastgoed betreft.
Woonhof als architectonische uitwerking
De samenredzame samenleving van Woonwerk architecten krijgt haar fysieke vorm in woonhoven. In dergelijke woonvormen laten voorzieningen zich gemakkelijk integreren. Ook kun je elementen opnemen, waaronder galerijen, gemeenschappelijke ruimtes en bredere trappen die ontmoetingen stimuleren. Ze hebben bovendien de juiste schaal voor tussenhuizen waarin mensen tijdelijk worden opgevangen nadat ze zijn ontslagen uit het ziekenhuis.
In Heerde realiseerde Woonwerk architecten Hofje Wendakker, op het terrein van een voormalig zorgcomplex. In deze hof wordt alle zorg aangeboden die demente ouderen nodig hebben, van thuiszorg tot verpleeghuiszorg. Twaalf geclusterde woongroepen, verdeeld over drie gebouwen, liggen rond een gemeenschappelijke tuin. In de hof is voor de buurt bovendien een zogenoemde buurtkamer opgenomen, bedoeld voor de dagbesteding en andere gemeenschappelijke activiteiten.
Soms zijn de collectieve en groene binnengebieden openbaar toegankelijk voor buurtbewoners. Een goed voorbeeld is het Ubuntuplein in Zutphen waar in de groene binnentuin een multifunctioneel paviljoen ligt. Deze cluster bestaat uit verschillende bouwblokken, met ieder hun eigen woningtypen en oriëntatie. De 36 zorgwoningen van de in totaal 110 appartementen zijn samen met buurtvoorzieningen opgenomen in een hoekblok aan het Statenbolwerk.
De hoftypologie is soepel en laat gemakkelijk variaties toe. In de Hof van Zutphen, eveneens te vinden in een nieuwe woonwijk achter station Zutphen, zijn twee blokken met 38 ouderenwoningen gecombineerd met een gemeenschapshuis dat functioneert als collectieve woonkamer en 13 grondgebonden woningen. Dit in collectief opdrachtgeverschap ontwikkelde complex is opgebouwd rond een besloten collectief binnengebied.
Maatschappelijke waarden
Uit het handboek “Oases in de stad” dat Willemijn Wilms Floet enige jaren geleden samenstelde over woonhoven, spreekt de vitaliteit van deze typologie. Dit verklaart waarom ze vandaag de dag opnieuw een belangrijke rol in de stedelijke leefomgeving kan spelen. Wilms Floet schrijft dit toe aan het ruimtelijke aanpassingsvermogen van dit type en de mate waarin het kan inspelen op maatschappelijke vragen aangaande de volkshuisvesting.
Vanuit een woonhof kun je een expliciete relatie aangaan met de omgeving. Het belang van de openbare ruimte ligt in de woorden van de Spaanse stedebouwkundige Manuel Solà de Morales besloten in “het onderling in verband brengen van particuliere besloten ruimtes, waarmee deze ruimtes tot collectief goed worden gemaakt”. Vanzelfsprekend kun je met deze ruimtes ook goed inspelen op doelstellingen als biodiversiteit, waterberging en stedelijk klimaat.
De door Woonwerk ontworpen woonhoven onderscheiden zich door hun sociale impact. De realisatie van deze agenda is in hoge mate afhankelijk van de betrokkenheid van opdrachtgevers. Het zou daarbij beslist helpen, als de integratie van wonen en zorg als verplichting wordt opgenomen in de huidige woningwet. Doorslaggevend is echter dat mogelijke rendementen niet alleen in financiële, maar ook in maatschappelijke waarden worden doorgerekend. Juist wat dat betreft is nog een lange weg te gaan.