Een uitnodiging voor een Herzog & de Meuron tentoonstelling sla je niet af. En dus reisde ik afgelopen week met de Eurostar naar het winderige London. In de Royal College of Art is de eerste tentoonstelling over dit bureau sinds 18 jaar te zien. Niet geheel toevallig vond de vorige in 2005 in het toenmalige Nederlandse Architectuurinstituut in Rotterdam plaats.
23 jaar geleden was ik er ook bij toen de Tate Modern in London werd opgeleverd. Het was een voor die tijd opmerkelijk ontwerp, evenzeer door wat Herzog & de Meuron wel en niet deed. Zo lieten ze als enige participant in de internationale ontwerpprijsvraag de grote turbine hal ongemoeid. Zeer tot verrassing van de Britse pers ging de opdracht niet naar een van de deelnemende moderne architecten, maar naar deze toen nog relatief onbekende Zwitserse architecten.
De Tate Modern betekende de doorbraak naar een internationaal publiek en het leidde tot prestigieuze opdrachten over de hele wereld, waaronder het Vogelnest in Beijing (2008), de Elbe Philharmonie in Hamburg (2016) en M+ in Hong Kong (2021). Het duo drukt echter ook een stevig stempel op hun geboortestad. Daarvan getuigen de meer de veertig projecten die ze in Basel hebben gerealiseerd. Dat zijn niet de minste: van het voetbalstadion van FC Basel tot de tentoonstellingszaal van de jaarlijkse kunstbeurs Art Basel.
Experimenten met materialiteit
De mare wil dat Jaques Herzog en Pierre de Meuron elkaar kennen van de lagere school. Vast staat dat ze samen besloten architectuur te gaan studeren aan de ETH in Zurich. Daar leren ze het werk van Aldo Rossi, ook hun leraar aan de ETH, en Venturi Scott Brown kennen. Wat ze van beide architecten overnemen, is een gevoel voor traditie, voor al bestaande architectuur, typologieën en bouwmaterialen.
Maar reeds in hun eerste projecten experimenteren ze met de materialiteit van constructie. Wat deze onderscheidt is niet zozeer de vorm van het gebouw, maar het verrassende gebruik van materialen, de omkering van zwaar en licht, het spel dat wordt gespeeld met schaal. Hetgeen in eerste instantie zwaar lijkt in hun gebouwen, blijkt bij nader beschouwing transparant te zijn. De muren van de Wijngaard in Napa Valley zijn bijvoorbeeld ‘zowel hermetisch als beton of transparant als kantwerk, afhankelijk van waar je staat’ (Jacques Herzog).
Wat ook opmerkelijk is, is dat Herzog & de Meuron zich onttrekt aan de toen gangbare stijlen zoals minimalisme, postmodernisme en classicisme. Herzog & De Meuron is vooral geïnteresseerd in het al bestaande, in de gebouwde omgeving in al haar lelijkheid en normaliteit. Het werk van dit bureau wordt dan ook gekarakteriseerd door een experimenteel proces van bouwen.
De tentoonstelling in de Royal Academy of Arts ontleedt dat proces op drie verschillende manieren, verdeeld over drie zalen. Tezamen geven ze je een goed inzicht in de manier waarop deze architecten over hun werk denken en het benaderen.
Levend archief
In de eerste zaal staan drie rijen houten kasten met vitrines opgesteld, gevuld met maquettes, tekeningen, materiaal samples en mock ups waarmee Herzorg & de Meuron het ontwerpproces voedt en onderzoekt. Ze vertegenwoordigen de sleutelprojecten van Herzog & de Meuron, variërend van hun eerste projecten uit de jaren 80 en 90 tot de projecten die nu in ontwikkeling en uitvoering zijn. Aan de muren hangen grote afdrukken van enkele projecten, gemaakt door fotografen Thomas Ruff en Andreas Gurky.
De stukken die in London tentoongesteld staan, komen uit het grote archief dat Herzog & de Meuron in Basel heeft aangelegd. Dit zogenoemde Kabinett vormt een levend archief, een laboratorium voor onderzoek, ontwerp en samenwerking. In dit Kabinett zijn alle projecten genummerd en in chronologische volgorde opgeslagen. Het lijkt een effectieve manier te zijn om in een internationaal bureau waarin inmiddels 600 mensen werken, de bureaufilosofie tot een gedeelde ervaring te maken.
Het Kabinett laat zien ‘hoe nauwgezet wij over details nadenken en deze uitproberen’, zegt Christine Binswanger, een van de vijf senior partners bij Herzog & de Meuron. In de praktijk van het bureau wordt dit archief op dagelijkse basis geraadpleegd door de ontwerpers. Het archief is dan ook een belangrijk ontwerp-instrument.
Architectuur als achtergrond
In de tweede zaal wordt op groot formaat doek de film ‘Rehab’ vertoond. Deze door Ila Bêka en Louise Lemoine gemaakte documentaire gaat over een door Herzog & de Meuron ontworpen revalidatiekliniek voor mensen die invalide zijn geworden ten gevolge van een ongeluk of een ziekte. Je ziet de mensen tijdens hun revalidatieproces en de vooruitgang die ze daarbij boeken. Het gebouw zelf, een ‘healing environment’ van hout, zonlicht en groen, blijft nadrukkelijk op de achtergrond.
De film is tevens gebaseerd op de ervaringen die filmer Louise Lemoine als kind opdeed in het revalidatiecentrum waarin haar vader terecht kwam na een ernstig auto-ongeluk. Ze is er heilig van overtuigd dat de ‘verschrikkelijke ruimtes’ waarin haar vaders herstelproces zich destijds afspeelde, zijn levensverwachtingen nadelig hebben beïnvloed.
Als je getroffen wordt door invaliditeit, ga je de ruimte op een andere manier zien. Het leven verloopt in een trager tempo en de ruimte wordt oneindig. De film laat dit effectief zien aan de hand van een slak die een asfaltweg oversteekt. De film roept de vraag op in hoeverre architectonische ruimte het leven van mensen positief kan beïnvloeden.
In de architectuur van Herzog & de Meuron lijkt een verschuiving opgetreden. In deze gebouwen is de hoofdaangelegenheid niet meer de afsluiting van de ruimte naar de zijkanten toe, maar naar boven. Niet meer de massa maar de ruimte, niet meer de muur maar het dak of het plafond staan centraal. Zoals een van de ontwerpers opmerkt: deze mensen liggen lange tijd in bed en kijken het grootste deel van de dag naar het plafond.
Methode Herzog & de Meuron
De laatste zaal van de tentoonstelling biedt een gedetailleerd inkijkje in de werkwijze van Herzog & de Meuron, in de methode waarmee ze aan hun architectuur werken. Aan de hand van tekeningen, schetsen, maquettes en een 3D model van een kamer wordt het bouwproces ontrafeld van het Universitäts-Kinderspital in Zürich, dat naar verwachting in 2024 wordt opgeleverd.
Dit kinderziekenhuis is gekozen als een voorbeeld van de complexiteit waar architectenbureaus tegenwoordig mee te dealen hebben. Het laat bovendien opnieuw een andere kant van het bureau zien. Evenals de revalidatiekliniek is dit ziekenhuis horizontaal van opzet en zijn de verschillende ruimtes gestructureerd rond binnenhoven.
De speciaal voor de tentoonstelling ontwikkelde app bewijst hier zijn diensten. Op verschillende punten kun je via een grote plattegrond het kinderziekenhuis binnenstappen en als bezoeker in augmented reality (AR) verkennen hoe kamers, gangen, tuinen en openbare ruimtes van het ziekenhuis eruit zullen zien. Daarbij is geprofiteerd van het gegeven dat ontwerpen tegenwoordig vrijwel volledig in een digitaal model worden opgebouwd.
Opvallend is dat het bureau ook in dit project sterk inzoomt op de elementen van de architectuur, vooral de plafonds, maar ook de muren, ramen en deuren.
Geslaagde poging
Gebouwen moeten sociale behoeften bevredigen, dienen te voldoen aan eisen van duurzaamheid en dienen bouwbaar te zijn. Herzog & de Meuron laat zien dat dit een voorwaarde is voor architectuur. Blijft het daarbij, dan loopt ze uit op engineering.
De tentoonstelling Herzog & De Meuron toont achtereenvolgens wat het maken van architectuur inhoudt, op welke manier architectuur ruimte biedt voor gebruikers en ten slotte het ingewikkelde proces dat nodig is om uit te komen bij architectuur. Ze laat daarmee op geslaagde wijze zien waar architectuur over gaat.
Info
De tentoonstelling Herzog & de Meuron is nog tot 15 oktober te zien in Royal Academy of Arts in London. Info https://www.royalacademy.org.uk/exhibition/herzog-and-de-meuron