Een kleine aquarel van Albrecht Dürer uit 1503 bij de ingang van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) vertelt veel over wat je binnen staat te wachten. Op “Das große Rasenstück” zijn paardenbloemen, weegbree, beemdgras, duizendblad en madeliefjes afgebeeld. Tezamen vormen ze een graspol. Het is een scène waar de westerse cultuur weinig aandacht voor heeft. De nadruk ligt op spectaculaire natuur, zeldzame soorten en indrukwekkende landschappen. De huidige ecologische ineenstorting is hier voor een deel aan te wijten, is de suggestie.
Deze wending loopt verrassend parallel met wat je vandaag de dag veel in de architectuur, maar ook in de cinema en de literatuur hoort. We moeten ophouden aandacht te hebben voor spectaculaire gebouwen die ontworpen zijn door creatieve genieën. Het zou de alledaagse realiteit zijn die al onze aandacht verdient.
Tegenover het schilderij van Dürer hangt een wereldkaart met 500 gebieden waaraan natuurrechten zijn toegekend. Dit recht erkent de waarde van de natuur, onafhankelijk van menselijke belangen en het blaast de relatie tussen mens en omgeving nieuw leven in. In het natuurrecht wordt de natuur beschermd vanwege haar intrinsieke waarde.
Door rivieren, zeeën, bossen en dieren rechten te geven, kun je ze niet langer over het hoofd zien. Nadeel is echter wel dat de omgang met de natuur in juridisch vaarwater terecht komt. Zo’n benadering zal de natuur niet tot bloei brengen, maar veroordelen tot reservaten. Een stap verder is het bewustzijn dat je de natuur niet alleen moet beschermen maar dat je ook het handelen moet aanpassen. “Nature of Hope” onderzoekt op welke manieren.
Hoopvolle natuur
Zowel schilderij als wereldkaart zijn te vinden in de zogenoemde “White Cube”, het openingsportaal van de tiende editie van de IABR, getiteld “Nature of Hope”, te vertalen met “Hoopvolle natuur”. Het is de tweede editie onder leiding van directeur Saskia van Stein, die ditmaal samen met vijf jonge curatoren de openingstentoonstelling samenstelde, te weten Janna Bystrykh, Hani Salih, Noortje Weenink, Catherine Koekoek en Alina Paias.
De titel is haast letterlijk te nemen. Het gaat het curatoren-team om natuur die dynamisch is en open staat voor de toekomst, in tegenstelling tot al die praktijken die sterk zijn gericht op identiteit en daarmee gesloten en statisch zijn. De natuur kun je zien als iets wat vol potentie zit, als iets dat in staat is om steeds nieuwe vormen voort te brengen.
Op dit moment is het kijken in de toekomst populair. Van het Atelier Rijksbouwmeester tot het Ruimtelijk Planbureau: vrijwel iedere instelling heeft wel zo’n studie laten verrichten. “Nature of Hope” weerstaat echter deze verleiding. “De toekomst ontvouwt zich nooit volgens welomschreven scenario’s”, lezen we op een van de panelen. “De gebruikelijke draaiboeken met drie of vier uitersten zijn sprookjes die complexiteit maskeren en ervoor zorgen dat alleen de krenten uit de pap worden gehaald.”
De inzet van deze tentoonstelling ligt in het besef dat je de grote opgaves van dit moment niet met angst en beven tegemoet hoeft te treden, maar dat je in de toekomst kansen ziet en dat deze toekomst hoopvol is. Waarop “Nature of Hope” preludeert, is dit anticiperende bewustzijn. Heel verfrissend is dat dit bewustzijn volgens de tentoonstelling verschillende vormen kan aannemen. Het is tijd voor een nieuw realisme.
Nieuw realisme
Vraagstukken als klimaatverandering, de afname van biodiversiteit, de energiecrisis en de woningcrisis gaan het voorstellingsvermogen van mensen te boven. De Engelse filosoof Timothy Morton noemt ze om deze reden hyperobjecten. Ze zijn zo zeer verstrooid in ruimte en tijd dat de menselijke geest ze nooit volledig kan vatten.
Deze problemen laten zich dan ook niet “oplossen” in een vraag-en-antwoord spel. Bovendien opereert architectuur op verschillende plateaus en daarmee ook op verschillende politieke niveaus. Het komt zelden voor dat architectuur op die specifieke momenten opereert waarop een onrechtvaardigheid zich voordoet die dan met behulp van architectuur zou kunnen worden opgelost.
“Nature of Hope” probeert zich op twee manieren te verhouden tot deze opgaven (of hyperobjecten). Zo is de opening van de tentoonstelling gewijd aan het dualisme tussen cultuur en natuur, een dualisme, zo wordt aannemelijk gemaakt, dat moet worden overwonnen. Anderzijds door in te zoemen op hoe we dingen maken. Daarbij wordt ruimte geboden aan uiteenlopende perspectieven.
Afstand tot de natuur
“Nature of Hope” is een tentoonstelling die je onmogelijk in een keer tot je kunt nemen. Als ik een tweede keer terugga, ontmoet ik twee van de curatoren, Saskia van Steen en Janna Bystrykh. Zij vertellen dat het stikstofkaartje dat Minister Christianne van der Wal in 2022 presenteerde, aan de basis staat van de tentoonstelling. Hieruit valt af te leiden dat de grote maatschappelijke opgaven van dit moment met angst tegemoet worden getreden. Een angst die inherent lijkt te zijn aan technocratisch denken.
De Duitse filosoof Ernst Bloch omschreef deze “angst van de ingenieur” ooit treffend als een “onthechting van en afstand tot het natuurlijke landschap”. Het dualisme van cultuur en natuur speelde hierbij een grote rol. De gangbare moderne denkwijze is immers dat natuur uit feiten bestaat, die je objectief kunt vaststellen, terwijl cultuur door mensen is gemaakt, met meningen en betekenissen.
Dit alles leidde ertoe dat mensen op afstand van de leefomgeving kwamen te staan. Op de tentoonstelling zijn treffende negentiende eeuwse voorbeelden te vinden. Aan de ene kant zie je bijvoorbeeld het organisatiediagram van de New York en Erie Spoorlijn uit 1855, aan de andere kant een aardrijkskundige kaart van de woeste gronden in Nederland uit 1892. Beide documenten geven blijk van een groot vertrouwen in technisch kunnen.
Daartegenover plaatst “Nature of Hope” het werk van Maria Sybilla Merian (1647-1717). Zij was een van de eersten die zich interesseerde voor de relaties tussen mensen en dieren. Haar onderzoek naar het ontwikkelingsproces van vlinders wordt algemeen als baanbrekend beschouwd. Merian leunde hierbij op de kennis die inheemse en tot slaaf gemaakte mensen hadden over dieren en planten.
Dit sluit aan op hedendaagse inzichten dat mensen en niet-mensen, cultuur en natuur voortdurend op elkaar zijn betrokken. Op de overgang van de 20e eeuw naar de 21se eeuw zijn natuurlijke en fysieke landschappen getransformeerd in hybride topografieën. De twee uitersten die in de moderne tijd nog waren gescheiden, komen hierin samen. Volgens “Nature of Hope” is het de hoogste tijd om de focus op technische oplossingen los te laten en de blik te verbreden.
Poreuze tentoonstelling
Gelouterd en gevoed met deze inzichten verlaat je als bezoeker de “white cube” en kom je op een tentoonstelling die alle kanten op lijkt te gaan. Volgens de makers hebben ze aan deze tentoonstelling gewerkt volgens vijf thematische lijnen, maar die zijn op de tentoonstelling (en ook de website) niet terug te vinden. Geen ingewikkelde vergezichten, maar concrete vragen over de manier waarop architectonisch werk is gemaakt, hoe de samenwerking verloopt en hoe de relatie met de natuur is vormgegeven.
Daarnaast biedt “Nature of Hope” een gemeenschappelijke ruimte waarin veranderingen niet alleen wordt getoond maar ook geproduceerd. Op de zogenoemde “Practice Place” komen ontwerpers, planners, bouwers en denkers samen voor discussies en gesprekken over de veranderende bouwpraktijk. Dit zal later dit jaar uitmonden in wat de curatoren hoopvol een “nieuw narratief voor architectuur en stedenbouw”noemen.
Uitgangspunt bij al deze activiteiten is de gedachte dat een duurzame en hoopvolle praktijk baat kan hebben bij vaardigheden, tactieken en instrumenten die niet traditioneel tot het repertoire van architecten behoren. De vraag in hoeverre dit de instrumenten waarover de architectuur traditioneel wel beschikt, in een nieuw licht plaatst, komt er daarbij vooralsnog bekaaid van af.
Materiaal en kapitaal
Veel van wat een architect maakt, hangt samen met materialen. Op een afbeelding van het Seagram Building in New York, ook op de tentoonstelling te vinden, wordt dat meer dan duidelijk gemaakt. Naast een intellectueel werk dat uitgaat van bepaalde regels, is architectuur immers ook een investering, een keuze van de materialen die worden toegepast en het resultaat van een institutioneel proces. Verschillende objecten op de tentoonstelling besteden aandacht aan deze processen.
Zo onderzoekt het jonge Londense architectuurbureau Material cultures de huidige status quo van het bouwen. Ze spraken met bouwvakkers, loodgieters, elektriciens en onderaannemers op verschillende bouwplaatsen in Londen. Centraal staat de vraag: kan de bouwindustrie haar mensen beter behandelen. Als je in de bouw andere materialen wilt gebruiken en de processen anders wilt inrichten, zo stelt de jonge Londense architect, moet je ook de impact van fysieke arbeid en materialen op het lichaam meenemen.
De lössgordel steekt zich uit vanaf de westkust van Frankrijk via België naar Duitsland. In de bodem bevindt zich een slibachtig sediment dat tijdens het pleistoceen is gevormd. In 2023 bracht de praktijk BC Materials in samenwerking met een aantal Belgische bedrijven een nieuwe collectie bouwmaterialen onder de naam Léém op de markt. De tentoonstelling doet uit de doeken hoe dat in zijn werk ging, gebruik makend van bestaande productie-infrastructuur. Het moet de basis vormen voor een herstel van de balans tussen economische, maatschappelijke en natuurlijke systemen.
Minstens zo interessant is een in Parijs ontwikkeld publiek programma voor bio-based bouwen. De installatie toont vijftig woon- en kantoorgebouwen, almede scholen die zijn gemaakt met koolstofarme materialen, zoals hout, stro en natuursteen. In het najaar wil de IABR bijeenkomsten beleggen met de architecten van deze “Paris-proof” projecten en uitvogelen of en zo ja hoe, je iets dergelijks ook in Rotterdam voor elkaar kunt krijgen.
Wonen en politiek
Architectuur is geen zaak van genieën, maar van samenwerking, de kennis waarop een architectonisch werk is gestoeld is publiek van karakter en een architectonisch project adresseert de samenleving. Op sommige plekken en momenten kan architectonisch werk tot onderdeel van een groter project worden gemaakt. Ook daarvan kom je op “Nature of hope” enkele aansprekende voorbeelden tegen.
De actieagenda van Platform Woonopgave uit Rotterdam bestaat uit 10 punten om de wooncrisis op een betaalbare, duurzame, eerlijke en toekomstbestendig manier te lijf te gaan. De opstellers van de agenda doen dit door betrekkelijk simpele, maar cruciale vragen te stellen, bijvoorbeeld wie heeft welke woningen nodig, waar moeten deze worden gerealiseerd, wat is de toekomstige vraag en wat is mogelijk in de bestaande voorraad.
Voor renovatie wordt in “Nature of Hope” veel aandacht gevraagd. Sloop gevolgd door nieuwbouw is op dit moment het gangbare verdienmodel in de woningbouw. Het platform HouseEurope wil van renovatie en hergebruik de nieuwe norm maken en sloop door speculatie afremmen. Het idee is dat nieuwe wetgeving de renovatiemarkt kan stimuleren en nieuwe waarde zal verlenen aan wat al bestaat. Dit idee resoneert met een vraag die elders op de tentoonstelling Laura Ajola in de installatie “Regained” opwerpt: wat er gebeurt als gebouwen worden gemaakt van zichzelf herstellend cement. Ook in dat geval zijn nieuwe financiële modellen nodig.
Veelbelovend is het initiatief dat Jaap Korteweg nam voor de “Nieuwe Vroenten” (een oude term voor woeste gronden die gemeenschappelijk worden beheerd). Het wil de impasse op het Nederlandse platteland doorbreken, met name in door industriële landbouw gedomineerde regio’s. Op een gebied van 1.000 hectare worden natuur-inclusieve landbouw, duurzame energie en circulaire economie bij elkaar gebracht in een aantrekkelijk, inclusief woon-werklandschap. Door over te schakelen op diervrij boeren en de calorieproductiviteit te verhogen, kan een derde deel van het land worden vrijgemaakt voor natuur en 2.000 woningen.
Verticaal denken
Geconfronteerd met de problemen van klimaatverandering, is het nodig om de formele, materiële en functionele principes van de architectuur te vernieuwen, en nieuwe sociale, politieke, ecologische en esthetische waarden te ontdekken. De grond, de bodem en de aarde spelen in dit denken een grote rol.
De installatie “Everything Change” levert kritiek op de architectuuropleidingen. Doordat zij het leerproces uitbesteden aan plaatsvervangende omgevingen, trainen ze studenten in het verkopen van projecten, niet in het maken ervan. Daartegenover plaatst “Everything Change” het land-als-docent model. Dit curriculum is opgebouwd uit bijzondere landschappen en uit de ervaringen die studenten hierin opdoen.
Een praktische illustratie hiervan is wellicht het ontwerponderzoek “Grond voor welzijn” dat One Architecture uitvoerde naar de relaties tussen bodem en maatschappelijke welvaart in het Amsterdamse Tuindorp Oostzaan. One combineert fysieke en sociale ingrepen waarbij de bodem wordt ingezet voor de verbetering van gezondheid, ecologische netwerken en openbare ruimtes.
In de huidige ontwerpcultuur treedt een verschuiving op naar verticaal denken. Dat houdt in dat veel meer verticaal wordt ontworpen, met wat zich boven in het luchtruim bevindt maar ook met de ondergrond. Sinds 2023 werkt Inside-Outside in co-creatie aan het ontwerponderzoek “Living Soil”. Een grote installatie toont de complexe en dynamische natuur van de grond en de wijze waarop het rijke potentieel aan biodiversiteit kan worden aangeboord.
Waar wachten we (nog) op?
De tentoonstelling wordt afgesloten met het drieluik “Waar wachten we op?”, gemaakt door de Amsterdamse landschapsarchitect Maike van Stiphout. Volgens haar dienen ontwerpers de belangen van alle levende wezens te respecteren. De menselijke beschaving moet ervoor zorgen dat het leven op aarde zich kan nestelen. Volgens Van Stiphout is een esthetische visite noodzakelijk, wil je de stedelijke wildernis wenselijk en haalbaar maken.
Nu steeds meer mensen in steden wonen, een proces dat de komende jaren ongetwijfeld door zal gaan, kun je de stedelijke omgeving opvatten als een toekomstige menselijke biotoop. Door de geïndustrialiseerde landbouw en het gecontroleerde denken over de Delta is de biodiversiteit in Nederland een van van de laagste in Europa. Alleen in de steden, langs de rivieren en in de duingebieden is de biodiversiteit op peil gebleven. Het is een pleidooi om anders naar natuur te kijken en er een andere relatie mee op te bouwen.
Het drieluik van Van Stiphout is geïnspireerd op het schilderij “Tuin der lusten” van Jeroen Bosch. Op het linkerpaneel staan dieren afgebeeld die mensen het gereedschap voor natuur-inclusief ontwerp aanreiken. Op het middenpaneel is de symbiose tussen mens en natuur te vinden, terwijl het rechterpaneel een optimistische toekomst schetst met een stad waarin de coëxistentie met de natuur wordt ontworpen en gestalte krijgt. Het paneel lijkt een goede beschrijving van de realiteit en formuleert een zinnig doel voor de komende jaren.
Informatie
De 11de editie van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) met de titel Nature of Hope is tot 13 oktober 2024 te zien in het Nieuwe Instituut te Rotterdam.