
Op de tentoonstelling “Monumenten van het collectieve: Brutalisme in Joegoslavië” in Rotterdam zijn de foto’s te zien die de Rotterdamse fotograaf Rob ‘t Hart de afgelopen zeven jaar maakte in voormalig Joegoslavië. Het betreft zowel openbare als representatieve gebouwen, maar ook woongebouwen. Sommige zijn in gebruik, andere staan leeg of verkeren in een staat van deerniswekkend verval. Onder de gebouwen bevinden zich opvallend veel monumenten, plekken waarop slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog worden herdacht. Deze monumenten moesten niet alleen herinneren aan de gezamenlijke strijd tegen het fascisme maar dienden ook de diversiteit en de gedeelde geschiedenis van de verschillende culturen in het verenigde Joegoslavië onder de aandacht te brengen.
Ze zijn te vinden in een land dat als republiek uiteindelijk slechts 49 jaar heeft bestaan, van 1942 tot 1992. Na het overlijden van maarschalk Tito in 1980 en enkele jaren later de teloorgang van het communisme viel het land uit elkaar in verschillende staten en braken de oorlogen uit die tussen 1992 en 1999 de Balkan en de wereld verdeelden. Joegoslavië bestaat nu uit Kroatië, Montenegro, Kosovo, Servië, Bosnië en Herzegovina, Slovenië en Noord-Macedonië. Voor de vroegere multiculturele samenleving bestaat in deze landen nog weinig belangstelling, om het vriendelijk uit te drukken. Nationalisme viert hoogtij.
Brutaliteit met Franse flair
Het begon allemaal zeven jaar geleden met een toevallige vakantie in Montenegro. ’t Hart werd getroffen door de architectuur van het land, die krachtig en creatief is en een brutaliteit met een bijzondere, bijna Franse flair bezit. Wat volgde was een levenslange fascinatie voor deze architectuur, niet alleen die van Montenegro maar ook die van de andere landen op de Balkan. Sinds 2018 ondernam hij talloze nieuwe reizen, oftewel speurtochten naar vergeten plekken en monumenten.

Zijn belangstelling voor Joegoslavische architectuur werd aangejaagd door een tentoonstelling die in hetzelfde jaar werd gehouden in het Museum of Modern Art te New York. Twee jaar eerder publiceerde architect Arna Mačkić het indrukwekkende boek “Mortal Cities & Forgotten Monuments” (2016), op basis van haar onderzoek in Bosnië en Mostar. In dit boek onderzoekt ze de gevolgen van de oorlog en de rol die de architectuur kan spelen in de wederopbouw van de getroffen landen. De Joegoslavische architectuur wordt verder onder de aandacht gebracht door tal van websites, waaronder de voortreffelijke Spomenik Database.
Cocktail van politiek, nationalisme en emigratie
In de regio zelf ontbreekt het echter aan waardering. Volgens Rob komt dat door de dodelijke cocktail van politiek, nationalisme en emigratie. Veel gebouwen verpieteren en sommige staan op de nominatie gesloopt te worden. Dieptepunt van deze trend is de sloop dit jaar van gebouw Hotel Yugoslavia in Belgrado uit 1969, dat door buitenlandse projectontwikkelaars opnieuw zal worden ontwikkeld. Op zijn tentoonstelling breekt Rob een lans voor het behoud van dit adembenemende erfgoed.
Naar eigen zeggen legde Rob ‘t Hart in de afgelopen zeven jaar meer dan 28.000 km af in de regio. Hij begon boeken te verzamelen over Joegoslavische architecten, fotografeerde alle objecten die op zijn pad kwamen en bezocht onder andere het graf van architect Bogdan Bogdanović (1922-2010) in Belgrado. Tijdens zijn reizen leerde hij Marko Marijan Mušič (1941) kennen. Hieruit groeide een warme vriendschap met Mušič, zijn vrouw en zijn dochter, alle drie architecten met volgens Rob een visionaire blik.

Het is niet het eerste buitenlandse avontuur van deze fotograaf. Eerdere reizen bracht hem in Cambodja. Daar ontdekte hij in 2014 bij toeval het werk van Vann Molyvann (1926-2017), een leerling van de Franse architect Le Corbusier. De ontwerpen van Molyvann spraken Rob dusdanig aan dat hij Cambodja intensief begon te bereizen. Kort voor zijn overlijden in 2017 interviewde hij deze moderne architect. In het tijdschrift de Architect brachten we destijds een artikel, samen met Robs foto’s van dit werkelijk schitterende werk. Ook in dit geval gaat het om werk dat met sloop werd bedreigd. Inmiddels zijn veel van zijn gebouwen afgebroken.
Fotograaf van stedelijke ruimtes
Meer nog dan een fotograaf van gebouwen, zie ik Rob ’t Hart als fotograaf van stedelijke ruimtes. Mogelijk heeft zijn eerdere beroep als ambulancemedewerker daar iets mee te maken. In 1992 begon hij full-time te werken als architectuurfotograaf, met een fantastische zwart-wit serie over de in aanbouw zijnde Erasmusbrug in Rotterdam. Niet lang daarna ging hij fotograferen voor het Rotterdamse architectuurbureau MVRDV. Dat werk is behalve een schitterende documentatie van de architectuur, ook op te vatten als een les in architectuurfotografie. In mijn tijd bij de Architect was Rob dan ook een van de meest favoriete fotografen onder onze stagiaires.
Architectuurfotografie is in de loop der jaren sterk veranderd. In vroegere tijden werden architectuurfoto‘s gepubliceerd samen met in opdracht geschreven teksten van critici, waarin ideeën en gebouwen tegen het licht werden gehouden. Door de opkomst van internet viel de bodem onder deze ecologie weg. Fotografie bleef van groot belang, maar werd onderdeel van de marketing van architectuur. Door hierin mee te gaan konden architectuurfotografen een nieuw verdienmodel ontwikkelen. Deden ze dat niet, dan werden ze gedwongen te stoppen of op zoek te gaan naar andere projecten.

Dat laatste is precies wat Rob heeft gedaan. Zijn aandacht verlegde hij naar de moderne architectuur en de staat waarin deze verkeert. In eerste instantie sloot hij hierbij aan op de campagne die we bij de Architect destijds waren begonnen tegen de toen gangbare praktijk van sloop en nieuwbouw in naoorlogse woonwijken. Rob fotografeerde de bedreigde woningbouw in Schiebroek, de wijk waarin hij zelf was opgegroeid. Zijn werk van de moderne architectuur in Cambodja en Joegoslavië ligt in het verlengde hiervan.
In de tussentijd
Toch is zijn manier van kijken gedurende deze gehele ontwikkeling niet wezenlijk veranderd. Zijn fotografie beeldt niet zozeer gebouwen af, maar laat zien hoe architectuur zich houdt in de tijd. Ze vertelt over de seizoenen en de dagen, over het leven dat zich er afspeelt. Zijn fotoserie over een woonwijk van MVRDV in Ypenburg behoort tot een van de beste die hij ooit heeft gemaakt. Het is een zonnige dag, de meeste mensen zitten in hun tuin, kinderen plonzen in badjes, niemand heeft zorgen, er is weinig aan de hand. De foto’s laten zien wat in de ruimtes van deze wijk mogelijk is. Je ziet tuinen, achterpaden, straten. Je ziet mensen die daarin hun dingen doen. De architectuur verkeert in een staat van afwachting: er is net iets gebeurd of er staat iets te gebeuren. Architectuur houdt zich in deze tussentijd op en laat zich alleen benaderen via deze theatrale benadering.

Met een zelfde instelling zijn de monumenten in Joegoslavië gefotografeerd. Je krijgt ook hier te zien wat mogelijk zou zijn geweest. De beelden lopen niet vooruit op een actualiteit en tonen geen monumenten die zullen verdwijnen of opnieuw worden ontwikkeld. De foto’s vormen oefeningen in het onderkennen van potenties. Als de tentoonstelling in Rotterdam iets duidelijk maakt, dan is het dat juist deze mogelijkheden zijn die bewaard moeten worden. De echte uitdaging is niet om meer te bouwen, maar om datgene wat er is op wellicht onverwachte manieren opnieuw te gebruiken. Wat nodig is is niet zozeer sloop, maar nieuwe interpretaties van huidige monumenten. Robs tentoonstelling laat zien dat hedendaagse gebruikers en beschouwers zich heel goed kunnen verhouden tot deze gebouwen.
Tentoonstelling
De tentoonstelling “Monuments of the Collective | Brutalisme in Joegoslavië door fotograaf Rob ’t Hart” is van 13 maart t/m 26 april 2025 te bezoeken in OMI, Schietbaanstraat 21, Rotterdam, open do-za 13-18 uur