Op het spoor van architectuur en bouwen

Een ontslag zette architect Joost Woertman op het spoor van het maken en bouwen. Daarvoor moet je de taal van de ander spreken en elkaar proberen te begrijpen. Tegelijkertijd moet je weten wat je drijfveren zijn. Woertman ontdekte al snel dat dit de nodige concentratie vereist. De architect is daarmee een ‘reflective practioner’ die de tijd neemt, nadenkt en zo nodig op zijn schreden terugkeert.

Joost Woertman, woonhuis aan de Straatweg,Rotterdam

Toen ik rond 2000 ging werken bij het tijdschrift de Architect, had ik een ding mee. Ik kende veel ontwerpers persoonlijk vanwege mijn werk op de Academie van Bouwkunst Rotterdam. Zeker in de tijd dat ik daar werkte was het net een groot uitgevallen dorp waar je elkaar tegenkwam in collegezalen, bij projecten of tijdens tussentijdse beoordelingen, Een groot voordeel was ook dat de Academie op dat moment gevestigd was aan de Overblaak. De achterliggende Oude Haven werd vanzelf een natuurlijk uitloopgebied voor studenten en docenten.

Zo leerde ik Winy Maas en Jacob van Rijs kennen toen ik hen benaderde voor de begeleiding van een project voor de verdichting van Rotterdam. Wie had toen kunnen vermoeden dat ze samen met Nathalie de Vries wereldberoemd zouden worden met het architectenbureau MVRDV. Dus toen ik voor de Architect ging werken, was het vanzelfsprekend om ook over hun eerste, toen nog experimentele werk te schrijven.

Jonge architecten

Natuurlijk zaten aan het werk bij de Architect leuke en minder leuke kanten, maar de bezoeken aan en met jonge architecten zijn me gedurende al die jaren enorm blijven boeien. Jong bedoel ik hier niet zozeer naar leeftijd, maar eerder naar de positie die zij innemen in de architectuur. Destijds lag de nadruk sterk op creativiteit en het stellen van vragen en thema’s. De vraag hoe je gebouwen realiseert kwam op de tweede plaats. Dat is langzaam veranderd. Zelfstandige architecten nemen nu een heel andere plaats in.

Dat bemerkte ik na een bezoek aan architect Joost Woertman. Joost belde mij naar aanleiding van de blog die ik had geschreven over de mogelijke wenselijkheid van nieuwe verdienmodellen in de architectuur. Die blog kon op heel veel bijval rekenen en ook Woertman was enthousiast. Een paar weken later zocht ik hem op in zijn kantoor in Rotterdam Zuid.

Architectenbureau Joost Woertman

Grote bureaus

Nadat Joost Woertman in 2001 bij Tony Fretton was afgestudeerd werkte hij achtereenvolgens bij Mecanoo en Mei architecten. Je zou kunnen zeggen dat hij bij deze bureaus het vak leerde. Maar ook ontdekte hij al snel de valkuilen waar je als jonge architect op dergelijke grote bureaus in kunt lopen. De belangrijkste is misschien wel dat je geacht wordt helemaal te gaan voor “jouw project” en geen tijd te besteden aan het werk van anderen.

Zijn grootste beproeving kwam echter in 2008, toen de economische crisis uitbrak (die tot 2016 zou aanhouden) en een groot zorgproject waaraan hij werkte van de ene op de andere dag werd gecanceld. Als gevolg daarvan werd hij ontslagen bij het architectenbureau waar hij op dat moment werkte. Ook een plan dat hij maakte voor de transformatie van vier panden in Gouda, viel in het water toen de ontwikkelaar failliet ging.

Maken en bouwen

Woertman zat echter niet bij de pakken neer en kocht samen met zijn toenmalige partner een vervallen pand in Rotterdam Zuid dat door de gemeente als klushuis was aangeboden. In de jaren daarna bouwden zij eigenhandig dit vervallen pand om tot een ruimtelijke en lichte stadswoning. Voor de eerste keer in zijn architectenbestaan nam hij ook de uitvoering op zich. Deze ervaring is achteraf bezien bepalend geweest voor het vervolg van zijn loopbaan.

Dat Klushuis vereiste namelijk een vindingrijkheid die hem op het spoor zette van het maken en bouwen. Hij begon in te zien dat dit de eigenheid van zijn praktijk was. Als je voor grote ontwikkelaars werkt, heb je soms het gevoel achter een spreadsheet aan te werken. Dat ligt sommige architecten, maar mij helemaal niet, aldus Joost. Hij ging zich dan ook meer en meer richting uitvoering begeven en nam ook zelf projecten aan.

Alternatieve verdienmodellen

Het gesprek komt daarmee vanzelf op alternatieve verdienmodellen. Een architect is in Woertmans beleving in essentie een bouwheer, iemand dus die van bouwen afweet. Deze figuur ging pas tekeningen maken toen de hoeveelheid werk toenam. Tekeningen vormen voor Joost vooral de middelen om het ontwerp aan andere partijen in het bouwproces uit te leggen. Zo kun je met je samenwerkingspartners communiceren.

In dit kader past evenzeer de verdere ontwikkeling van zijn eigen handschrift. Het is voor een architect van groot belang te beschikken over een handschrift dat wordt herkend en dat mensen waardevol vinden. Als klanten je daarop kiezen, dan heb je als architect direct een positie aan tafel. Bovendien kun je een beter honorarium bedingen, aldus Woertman. Woertman ontwikkelt zijn eigen taal aan de hand van de modellen en maquettes die hij voor ieder project maakt.

Maquette van woning aan Straatweg in Rotterdam

Architectuur vereist concentratie

Anders dan grote bureaus die voor hun kansrijke signatuur-gebouwen delen van budgetten kunnen gebruiken die voor andere gebouwen zijn bestemd, zoekt Joost het in verbinding door mensen op te zoeken die interessante dingen doen. Zo gaat hij de klanten van een houtbouwer die casco’s produceert voor maximaal 10 woningen, helpen om hun woningen af te maken. Ook is hij met zijn meubelontwerpen in gesprek met een groot meubelbedrijf in het oosten van het land. Naast meubels richt hij zich op het ontwerpen van verlichting.

Voor een goed verdienmodel moet je de taal van de ander spreken en elkaar proberen te begrijpen. Tegelijkertijd moet je weten wat je drijfveren zijn. Als je aan architectuur werkt vereist dat de nodige concentratie. Dat is wat hij leerde van Richard Sennett. Daarmee wordt de architect een ‘reflectieve practioner’ die de tijd neemt, nadenkt en zo nodig op zijn schreden terugkeert. Woertman: “Als ik bij klanten kom, zeg ik: ik werk met aandacht voor jullie, de context en het eindresultaat.” Mensen nemen nu eenmaal pas een product af als ze zien hoe het is gemaakt. Ze kopen dus niet het product, maar de aandacht die erin is gestoken.

Lees nog eens terug