
In de Zwitserse stad Basel wordt al meer dan twintig jaar gewerkt aan de transformatie van een voormalig industriegebied tot een campus waar onderzoek en ontwikkeling plaats vinden. Het is een ontwikkeling die je in veel steden tegenkomt. In het merendeel van de gevallen speelt het landschap een essentiële rol bij de totstandkoming van de werkomgeving. De groene setting zou niet alleen de productiviteit van de werknemers verbeteren, maar ook het beste aansluiten op de bedrijfsprocessen en ruimte laten voor verdere groei.
De Novartis Campus is uitzonderlijk voorzover is geprobeerd deze transformatie een stedebouwkundige en architectonische vorm te geven. Op deze wijze kon een gebied ontstaan waar de medewerkers van het farmaceutisch bedrijf graag naar toe komen, waar ze elkaar ontmoeten en met elkaar kunnen spreken. Tegelijkertijd zet de campus de identiteit van het farmaceutische bedrijf stevig in de verf.
Novartis Campus in Basel
Afgelopen week reed ik met een vriend na gedane zaken vanuit Lugano over Mulhouse en Nancy terug naar Nederland. De campus bevindt zich op het punt waar de noordtangent van Basel de tunnel uitkomt en met een brug over de Rijn op de andere oever aanlandt. Als je op dat punt aangekomen rechts afslaat, bereik je al snel de ingang van de campus. Reden voor ons om te stoppen en een paar uur op deze campus door te brengen. Al snel bleek dat ze om uiteenlopende redenen heel bijzonder is.
Het terrein ligt ingeklemd tussen de Franse grens en de Rijn. In deze positie kwam verandering door de aanleg van de noordtangtent, een ondergrondse verbinding die het verkeer in de stad ontlast. De nieuw campus wordt direct ontsloten vanaf deze weg. De ingang tot de campus wordt gevormd door het ontvangstpaviljoen dat de Zwitserse architect Marco Serra in 2003 ontwierp. Dit paviljoen geeft tevens toegang tot een ondergrondse parkeergarage en tot het Park Süd dat zich bevindt tussen de stad en de kantoren.
Raamwerk voor bebouwing
Aan de ontwikkeling van de campus ligt een stedebouwkundig plan ten grondslag dat is ontworpen door de Italiaanse architect Vittorio Magnago Lampugnani. Misschien herinner je je hem vanwege de rol die hij in de vorige eeuw speelde in de IBA Berlijn. In zijn plan vormen open stedelijke gebieden het raamwerk voor de bebouwing. Lampugnani ontwierp op het 20 hectare grote terrein een dicht orthogonaal raster dat de oriëntatie van het voormalige industrieterrein volgt. Voordeel hiervan is ook dat de nieuwe campus kan worden opgebouwd rond en om de bestaande gebouwen die niet worden afgebroken.

Kern van het plan is de centraal gelegen Fabrikstrasse, een soort van moderne versie van de rue de Rivoli in Parijs. Ze is vormgeven als een laan met aan de ene kant bomen en aan de andere kant stedelijke bebouwing met arcade. In de onderbouw van deze gebouwen zijn cafés, restaurants en winkels te vinden. Zijstraten ervan lopen af naar de Rijnoever.
De Fabrikstrasse ontsluit de drie belangrijkste, open stedelijke ruimtes op de campus. Dat is in de eerste plaats het Forum, dat het centrum vormt van het openbare leven op de campus. Dit plein is bestraat met dezelfde lichte granieten steen die je ook in de straten van de campus terug vindt. Op het plein zijn 35 eiken gepland die geplaatst zijn op een regelmatig rooster. Dit bos zorgt voor rust te midden van de drukte in de omgeving.
Dicht en open
De bestaande gebouwen die ten westen van de Fabrikstrasse liggen zijn grotendeels behouden, inclusief de hoge gebouwen die zullen worden aangevuld met andere hoge gebouwen. Ten oosten van de straat is een regelmatige bebouwing voorzien met een hoogte van 22,5 m. De grote percelen zijn 62 × 35 m2, de kleinste 35 × 18 m2. De gebouwen worden van elkaar gescheiden door smallere straten met een breedte van 10 m. De Fabrikstrasse zelf is 15 tot 20 m breed, de arcades aan deze straat hebben een diepte van 4 m.
Als tegenhanger van deze dichte bebouwing staat het al eerder genoemde park Süd, gelegen aan de zuidkant van de campus. Het is door landschapsarchitect Günther Vogt uit Liechtenstein vormgegeven als een rivierenlandschap. Het park loopt van hoger gelegen, dicht beplante terrassen over in collectieve weides en daalt vervolgens af naar het Rijnterras dat uitzicht biedt op de zes meter lager stromende rivier. Holle wandelpaden (“Hohlwege”) door het park maken de gelaagde opbouw van de bodem zichtbaar. In het park staan verschillende kunstwerken, waaronder de Oscillation Bench van Olafur Eliasson.

Stad in de stad
Uitgangspunt van het stedebouwkundige plan voor Campus Novartis is dat de stad wel degelijk te plannen is. Als je de ruimtelijke ordening overgeeft aan het vrije spel van de markt, krijgen bepaalde belangen steeds grotere voordelen, aldus de ontwerper. Hij is van mening dat planning de verschillende individuele belangen op zo’n manier dient samen te brengen dat zij tegelijkertijd ook de gemeenschap dienen. Dit stelt hoge eisen aan de architectuur en stedebouw.
Immers onveranderlijke wetten, normen en canons staan de beweeglijkheid, de bevattelijkheid en de constructieve efficiëntie in de weg. Dat is de reden dat in Novartis niet is gewerkt met historische architectuur, maar met een architectonische taal die geen ballast vormt en bovendien doelmatig is. Op deze wijze hoef je je niet af te sluiten voor de onzekerheden die een dergelijke opgave omringen. Tevens voorkom je dat architectuur uit het proces verdwijnt dan wel verstart in vaste formules of canons.
De campus is ontworpen als een stad in de stad, met een eenvoudige, heldere structuur die is afgestemd op de al bestaande stad. Bestaande gebouwen die niet worden gesloopt, en dat zijn er nog wel wat, hebben een plek gekregen in deze ordening. Tegelijkertijd biedt ze de nieuwe stad die hier moet ontstaan, richting en oriëntatie. Het is een ordening waar geen wetten aan te pas komen, en waarvoor enkele eenvoudige regels zijn geformuleerd. Bebouwing en open ruimte zijn in evenwicht gebracht. Aan de ene kant zijn hier stedelijke gebouwen neergezet, die een familie met elkaar vormen. Tegelijkertijd zijn straten, lanen, pleinen en parken aangelegd die uitnodigen tot verblijf.


Kloof architectuur en stedebouw
Binnen dit proces van stedelijke ontwikkeling speelt architectuur een belangrijke rol, een trendbreuk met de heersende praktijk. In de jaren 60 van de vorige eeuw ontstond een forse kloof tussen stedebouw en architectuur. Stedebouw ging zich richten op de analyse van de opgave, op het oplossen van verkeersproblemen en op het aanwijzen van bestemmingen, zonder daarbij nog ruimtelijke of esthetische beelden te genereren. Architecten sprongen in dit gat met het ontwerp van grotere of kleinere ensembles. Daarbij werd echter vaak aan de analyse van de condities voorbijgegaan.
Precies op dit punt bevindt zich de tweede bijzonderheid van dit plan. Door de nadruk te leggen op ordeningen wordt duidelijk dat het hier om objecten gaat, om op bepaalde wijze uitgevoerde werken. Cruciaal daarbij is de gedachte dat de tijd een onmisbare dimensie vormt bij de totstandkoming van deze objecten en werken. Ze vormt als het ware een creatieve ruimte, een interval waarin het werk pkan rijpen. Het is de tijd waarin ruimte is voor geduld, voor aarzelingen en voor moeizaam beoordelen en waarnemen.
Op de campus staat de kwaliteit van de stedelijke ruimte voorop. Ieder nieuw gebouw is door een andere architect ontworpen en gebouwd. Op basis van portfolio’s zijn architecten aangetrokken die zich richten op de stad. Tot slot zijn voor de projecten die op het terrein zijn gerealiseerd, besloten prijsvragen georganiseerd. Daarbij is geen homogene architectuurtaal gehanteerd. Het idee is nu juist dat de campus talrijke handschriften vertoont.
Klassiek kantoorgebouw
Het meest recent is het Novartis paviljoen dat is ontworpen door Michele de Lucchi. Het staat aan de rand van de campus en is vrij toegankelijk. De meeste gebouwen zijn in de eerste 15 jaar echter langs de Fabrikstrasse gebouwd. Hier vind je gebouwen van uiteenlopende architecten zoals Diener&Diener, Frank O. Gehry, Rafael Mondeo en Juan Baldeweg. Het is echter door de discipline van Lampuganani geen architectonische dierentuin geworden. Daarin onderscheidt deze campus zich nadrukkelijk van die van Vitra in het even verderop gelegen Weil am Rhein.
Misschien wel het mooiste gebouw op de Novartis campus is het Business Center van Peter Märkli, een klassiek en representatief kantoorgebouw dat uitkijkt op het stadsforum. In de gevelopbouw contrasteren de verticale profielen met de matte horizontale panelen van travertin die de uiteinden van de vloerplaten bekleden. Een rondlopende architraaf in de vorm van een metalen band vormt de overgang van de dubbelhoge benedenverdieping naar de vier daarboven gelegen kantoorverdiepingen. Aan de pleinzijde is in deze band een kunstwerk van Jenny Holzer opgenomen, een drie meter hoog LED scherm waarop doorlopend spreekwoorden en aforismen worden geprojecteerd.

De begane grond en de eerste verdieping zijn toegankelijk voor bezoekers van het Business Center. Dat geldt ook voor het auditorium in de kelder. De vier daarboven gelegen kantoorverdiepingen zijn afgesloten voor het publiek, maar geven via tal van diagonale zichtlijnen voldoende uitzicht naar de buitenruimte. Het contrast tussen meer open en besloten verdiepingen is versterkt met behulp van een uitbundig materiaalgebruik.
Enclave in de stad
De Novartis Campus is een aangenaam stedelijk gebied, dat is ontstaan op basis van een sterke stedebouwkundige figuur. Het gebied biedt een stedelijke setting waarin een boeiend evenwicht is bereikt tussen individuele gebouwen en gemeenschappelijke ruimtes waaronder straten, pleinen en parken. De hoge dichtheid biedt voldoende garanties voor een intensief stedelijke leven. Sterk is ook de integratie tussen bestaande en nieuwe gebouwen in dit plan.
Niet alles is even geslaagd. Na 2015 is het planning van karakter veranderd. Zo ontwierp Herzog & de Meuron een gebouw dat zich niet houdt aan de voorgeschreven hoogte van 22,5 m en dat nu een markant oriëntatiepunt aan de Rijnoever vormt. Een ander kritiekpunt is dat de campus van de omliggende stedelijke gebieden is afgegrendeld door middel van stevige muren. Vanuit de belangen van de onderneming valt te begrijpen dat de campus een enclave in de stad vormt. Het was echter sterker geweest als dit aspect op een andere manier zou zijn opgelost.