Tuin zonder grenzen – Ontwerpen met de natuur
Tuinen gelden als een paradijs op aarde. De milieucatastrofe zet deze opvatting op de helling. In “Tuinen voor de toekomst” wordt de betekenis uitgebreid tot de biosfeer als geheel. Na te zijn verdreven uit het paradijs, vormt de tuin een grondgebied zonder grenzen. Aan het ontwerp van deze groene ruimtes wijdt het Nieuwe Instituut een bijzonder boeiende tentoonstelling.
Wie voor de val van de Muur wel eens een bezoek bracht aan West-Berlijn, is ongetwijfeld gestuit op de grote spoorwegemplacementen die er dankzij het isolement van de stad verlaten bij lagen. Vanaf deze stations vertrokken geen treinen meer en kwamen dieren en planten voor die nergens anders meer te vinden waren. Biologen ontdekten dat de flora en fauna van deze “voids” de stedelijke biodiversiteit exponentieel deden toenemen. Schijnbaar waardeloze stukken land bleken juist enorm waardevol te zijn.
Verlaten gebieden
Berlijn was in die tijd een geval apart, maar in veel steden waren en zijn veel van dergelijke verlaten gebieden te vinden. Het gaat daarbij om gebieden die hun oorspronkelijke industrie- of havenbestemming hebben verloren. Maar je vindt ze ook in centrumgebieden, op bedrijfsterreinen en in woonwijken, verspreid over de dag en in de nacht. Ze zijn van alle tijden en vormen ruimtes die noch monumentaal, noch alledaags zijn.
Toch kun je deze verlaten gebieden maar het beste koesteren. Waneer een stuk land vrijkomt en een nieuwe bestemming krijgt, maakt het opnieuw deel uit van het weefsel van de stad. Echter wanneer dit uitblijft, vormen ze in potentie daarmee aantrekkelijke publieke ruimtes. De vraag daarbij is vooral hoe je deze gebieden kunt inrichten zonder de kwaliteiten ervan te niet te doen.
Planetaire tuin
De Franse landschapsarchitect Gilles Clément hield zich met deze vraag al vrij vroeg bezig en stelde voor ze op te vatten als tuinen. Historisch gezien is een tuin een afgesloten ruimte waarin mensen bewaren en behoeden wat ze het waardevolst vinden, aldus Clément. Ieder tijdperk koestert daarbij zijn eigen opvatting over wat dat is. Tegenwoordig vallen daar ecosystemen, weerpatronen en bewegingen van dieren en planten onder. Dientengevolge wordt een tuin veel meer opgevat als een gebied zonder grenzen.
Om dit verder uit werken, muntte Gilles Clément het begrip “planetaire tuin”, dat binnen één perspectief landschap en ecologie combineert. Ieder fragment is volgens Clément intrinsiek onderdeel van een grotere tuin, onze planeet: “Wanneer de wereld als een levend, eindig geheel werkt dat wordt begrensd door de biosfeer, dan bevind je je in een situatie die niet verschilt van een tuin: een gesloten, autonome en fragiele omgeving waarin ieder element zich bemoeit met het geheel en waarin omgekeerd het geheel invloed heeft op ieder levend wezen.”
Dit idee vormt het uitgangspunt van de tentoonstelling “Tuinen van de toekomst”, die deze maand in het Nieuwe Instituut te Rotterdam is geopend. Op de tentoonstelling loop je als eerste een ommuurde ruimte binnen. Dat is waar je bij een tuin aan zult denken, een tuin die een precies beeld van de wereld geeft. Aan het einde draaien de tentoonstellingsmakers dit beeld om en vormt de gehele wereld een tuin. Rotterdam is daarvan volgens de makers een bijzonder voorbeeld.
Verdrijving uit het paradijs
Voordat je daar bent, maak je eerst uitgebreid kennis met de tuin als persoonlijk toevluchtsoord. Tegen een wand zijn 3×3 stoelen geplaatst, waaronder de legendarisch monobloc stoel, waarmee je je in je eigen paradijs kunt ontspannen. Verderop vind je het tuingereedschap waarmee tuinen worden bewerkt en onderhouden. Iets wat vaak niet op de voorgrond treedt, maar wat voor de tuin buitengewoon cruciaal is.
In het tweede deel word je hardhandig uit het paradijs verdreven. Veel van de planten die een belangrijke rol spelen in onze tuinen, blijken diepe wortels te hebben in onze koloniale geschiedenis. De Wardse kist, een mobiel terrarium van hout en glas, maakte het mogelijk om planten over de gehele wereld te vervoeren. Deze planten verrijkten de tuinen hier ten lande, maar zorgden niet zelden voor verstoringen in de plaatselijke ecosystemen. Vooral was deze kist een bruikbaar instrument in het bouwen van koloniale handel en macht, zo leren we.
Vervolgens laat de tentoonstelling zien hoe in de negentiende eeuw openbare parken worden gecreëerd waarmee stedelingen, al is het maar voor even, aan het drukke stedelijke leven kunnen ontsnappen. Ze vervullen tegelijkertijd functies van sport en recreatie, en openbare werken. Het hierop geënte model van de tuinstad combineert het beste van zowel het stedelijke als het plattelandsleven. Het vormde de opmaat naar de tuinwijken die vanaf de twintigste eeuw aan de rand van steden worden aangelegd. Een goed Nederlands voorbeeld is tuinwijk Vreewijk (vanaf 1919) in Rotterdam.
Wereld als tuin
Steden droomden lange tijd van het platteland. Tuinsteden en tuinwijken werden om deze reden buiten de bestaande stad geprojecteerd. In de jaren 60 van de vorige eeuw begon het platteland te dromen van steden. De tentoonstelling laat de pioniers op dit vlak zien, waaronder de tuinen die het hart van de Puerto Ricaanse gemeenschap in New York vormen. Ook krijg je de initiatieven van Liz Christy met haar Green Guerillas te zien die braakliggende stukken grond in Manhattan bewerkten tot buurttuinen en daarmee onttrokken aan grondspeculatie.
In het derde deel van de tentoonstelling maak je kennis met baanbrekende ontwerpers van tuinen uit de twintigste en eenentwintigste eeuw. Nederland is goed vertegenwoordigd met Mien Ruys, Piet Oudolf, Michael van Gessel en vertegenwoordigers van de zogenoemde New Dutch Wave. Maar ook wordt werk uitgelicht van de Amerikaanse auteur en tuinarchitect Jamaica Kincaid, de Braziliaanse landschapsarchitect Roberto Burle Marx en de Engelse kunstenaar en filmmaker Derek Jarman.
De tentoonstelling wordt afgesloten met de wereld als tuin. Nu laat de gehele wereld zich vergelijken met een tuin die je zult moeten onderhouden en verzorgen. Deze planetaire tuin (Clément) is geen afgebakende plek meer, maar vormt een onderdeel van een groter systeem. Tuinieren veronderstellen een dialoog met al het leven (ook het niet-menselijke) en het nemen van verantwoordelijkheid hiervoor.
Stedelijke debat
Volgens stedelijke economen hangt de toekomst van steden ondermeer af van deze dialoog tussen stad en natuur. Willen steden in de toekomst floreren, dan zullen ze over meer groene dan bebouwde ruimtes moeten beschikken. Steden worden immers duurzamer als alle bewoners van zo’n stad toegang hebben tot natuur, op welke manier en in welke vorm dan ook. “Tuinen van de toekomst” neemt stelling in dit debat en levert er een forse bijdrage aan.
Het vormt daarmee een tentoonstelling waarvan iedereen die de stad een goed hart toedraagt kennis moet nemen. Ze laat zien dat het loont verlaten gebieden te recyclen en deze in te zetten als tuinen die de wereld representeren. Tegelijkertijd laat ze zien dat deze tuinen geen verlengstuk zijn van de stad, maar hun eigen intrinsieke waarden hebben. Willen ze die waarden behouden dan vraagt dat om andere kennis, andere sensibiliteit en andere technieken en vooral een andere kijk op de natuur.
Tuinen van de toekomst
De tentoonstelling “Tuinen van de toekomst. Ontwerpen met de natuur” is nog tot 13 april 2025 te zien in het Nieuwe Instituut. Curatoren van de tentoonstelling zijn Viviane Stappmanns (Vitra) en Maria Heinrich (Nieuwe Instituut). Het tentoonstellingsontwerp van Formafantasma is in Rotterdam aangepast door Frank Bruggeman. De expositie was eerder te zien in het Vitra Design Museum (DE), het Design Museum van Helsinki (FI) en het Vandalorum in Värnamo (SE). De Nederlandse editie is aangevuld met Nederlandse ontwerpers en met tuinprojecten uit Rotterdam. Een daarvan is de Nieuwe Tuin van het Nieuw Instituut. Deze tuin, een ontwerp van Frank Bruggeman en Hans Engelbrecht, is een fraai voorbeeld van een planetaire tuin.