De innovatieve en experimentele architectuur van twee decennia geleden is geëvolueerd tot de huidige bouwproductie die vooral bestaat uit ‘boxes’. Betsky geeft er een weinig vlijende beschrijving van: “Kantoorgebouwen, woningblokken en culturele instituties hebben weinig tot geen decoratie en onderscheiden zich nauwelijks van elkaar.” Gezien het feit dat voor veel architecten het werk van David Chipperfield een belangrijke referentie vormt heeft Betsky beslist een punt. Immers ook diens werk bestaat voornamelijk uit gebouwen (dozen) met rastergevels en colonnades.
Eb in de architectuur
Betsky onderbouwt zijn blog met de mening van experts die hij verder niet bij naam noemt. Zo voert hij een anonieme criticus op die rept van een periode van eb in de Nederlandse architectuur. Een niet bij naam genoemde “leider in het veld” zou gezegd hebben dat er nauwelijks nog goede nieuwe bureaus opstaan. Van de jonge architecten die hem door de Architect hoofdredacteur Merel Pit zijn aangereikt, wordt hij niet enthousiast. Ook zij ontwerpen rechthoekige containers ten behoeve van uiteenlopende programma’s.
Ofschoon hij het zelf ontkent, spreekt uit zijn stuk nostalgie naar de tijd waarin architecten expressief en experimenteel werk maakten, nog dachten een antwoord te kunnen (en moeten) geven op veranderende sociale en stedelijke condities en in staat waren verwachtingen aangaande architectuur om te draaien. Niet toevallig in de tijd dat Betsky directeur was van het toenmalige Nederlandse Architectuurinstituut en vanuit die positie een stevige bijdrage leverde aan de zegetocht van Superdutch over de wereld.
Condities zijn veranderd
Het is Betsky niet ontgaan dat de condities sindsdien zijn veranderd. Volgens hem heeft dat een funeste uitwerking gehad. De culturele infrastructuur die de Nederlandse architectuur ondersteunde is door tientallen jaren rechts beleid onderuit gehaald. Ook van de openheid waarmee in het verleden opdrachten voor publieke gebouwen werden uitgeschreven, is weinig over. De steeds strakkere en complexe regels deden de rest.
Als we Betsky kunnen geloven is de Nederlandse architectuur tot op het bot verdeeld. Aan de ene kant de grote Superdutch bureaus als OMA, MVRDV, UNStudio en NRA die verzakelijkt zijn, internationaal zijn gaan werken en in staat zijn opmerkelijke, maar weinig vernieuwende gebouwen op te leveren, aan de andere kant jonge bureaus zoals HCVA, Maarten van Kesteren en Marjolein van Eig die zichzelf tekort doen met een in zijn ogen hemeltergende normaliteit. Ook voor de recente revival van superdutch die je bijvoorbeeld tegenkomt in werk van Barcode brengt hij weinig waardering op.
Nieuwe tijdshorizon
Misschien zijn een nieuwe definitie van de actieradius en een nieuwe tijdshorizon nodig. Tegenwoordig lijkt het minder te gaan over vooruitgang. Issues als welvaart en welzijn (of bestaanszekerheid, het thema dat de huidige verkiezingen beheerst) eisen alle aandacht op. Volgens Bruno Latour vormen de voorwaarden voor de bewoonbaarheid van de aarde het kader voor huidige productieprocessen. Dit heeft mogelijk flinke consequenties voor de rol en de autonomie van de architectuur.
Dat verklaart wellicht de recente wending in de Nederlandse architectuur die nauwelijks over het hoofd is te zien. Ik denk aan die architecten die met succes een nieuwe praktijk weten te ontwikkelen, waaronder Powerhouse Company, MVSA en Mei architecten en planners. Maar ook aan die architecten voor wie niet David Chipperfield maar Miroslav Sik en Aldo Rossi een belangrijke referentie vormen, architecten als Hans van der Heijden, Monadnock, HCVA en Office Winhov. Verder architecten die op rigoureuze wijze de thematiek van het woonblok onderzoeken, zoals duidelijk wordt in het werk van Marcel Lok, Korth Tielens en Marlies Rohmer. Tot slot architecten die zich richten op renovatie en hergebruik, waaronder Civic en Superuse.
Geuzennaam
Vanuit een modern gezichtspunt is de Nederlandse architectuur inderdaad boring. Maar je kunt dit ook omdraaien. Zo is het misschien juist fijn dat de architectuur boring en niet meer super dutch is. Wat is er eigenlijk op tegen om niet meer spectaculair te zijn, liet een beroemde Nederlandse architect me onlangs weten. In die zin is het attribuut boring niet een kritiek, maar eerder een te dragen geuzennaam.