Auteur Marc Dubois – De eerste maal dat ik zijn naam en werk tegen kwam was tijdens mijn studententijd toen ik het boek “Bouwen in België 1945-1970” in handen kreeg, een publicatie uit 1971 samengesteld door Geert Bekaert en Francis Strauven. Daarin stond een overzicht van architecten met een beknopte inventaris van hun werk uit de periode 45-70, sommigen met werk uit het Interbellum zoals bij Léon Stynen. Er waren ook architecten in de selectie die reeds overleden waren zoals Gaston Eysselinck. Het was een alfabetisch overzicht met als gevolg dat Bruno Albert vooraan kwam te staan. De toen jonge architect presenteerde woningen uit de periode tussen 1967 en 1970 toen hij nog werkzaam was bij Vandenhove.
In het voorjaar 1985 organiseerde de Sint-Lukasgalerij in Brussel de expositie “Bruno Albert Travaux – Werken 1978-1985”, een initiatief van Jan Bruggemans en Jan Apers. Er verscheen hierbij een catalogus (1). Het jaar 1985 was niet toevallig. Alberts project “Blanc-Gravier”, een sportinfrastructuur voor de Universiteit van Luik op de Campus van Sart-Tilman, was juist opgeleverd. Dit was zijn grootste opdracht tot op dat ogenblik. Ongeveer gelijktijdig werd de woning voor Dr. Herzet in Esneux (1984-1985) gebouwd.
Tijdens de jaren tachtig doet het postmodernisme zijn intrede waarbij een architectuurtaal wordt ontwikkeld met historische verwijzingen (2). Zowel het sportcomplex als de woning in Esneux bezitten een uitgesproken symmetrisch plan met een duidelijke Palladiaanse opbouw. Het introduceren van zuilen bij “Blanc-Gravier” gaf het geheel een meer klassieke ordening. Het vertegenwoordigde een tegenbeweging tegen een strak en uitgedund modernisme. De vertandingen in het beton, die ook aanwezig zijn in het werk van Vandenhove, staan in verband met de grote belangstelling voor het oeuvre van de Italiaanse architect Carlo Scarpa. De huidige generatie zal zich zeker vragen stellen bij een dergelijke ontwerpbenadering en de postmodernistische vormentaal.
Bruno Albert & Nederland
Wie het oeuvre van Albert overloopt zal vaststellen dat zijn grootste projecten zich in Nederland bevinden. Het was eerder toeval dat zijn werk in de belangstelling kwam. Ruud Brouwers van Stichting Wonen in Amsterdam vroeg aan mij of ik geen weet had van een expositie in België om uit te lenen. Aangezien de expo Bruno Albert beschikbaar was, werd deze gepresenteerd in Amsterdam. Vermits Luik dicht bij Maastricht is gelegen ontstond het idee om aan de jonge architect Jo Coenen te vragen het werk in Luik te bezoeken en zijn ervaringen te delen tijdens de opening van de expositie.
Op dat moment ontstond een grote waardering tussen beiden. Coenen inviteerde Albert voor een groot woonproject op het KNSM-eiland in Amsterdam, Alberts eerste grote opdracht in Nederland. In de Céramiquewijk te Maastricht, waarvoor Coenen het stedenbouwkundig plan ontwierp, kreeg Albert via Huub Smeets & Vesteda de opdracht voor een groot huisvestingsproject dat de naam kreeg Résidence Cortile (1995-2003). Eveneens in Maastricht ontwierp Albert het zuidelijk bouwdeel van het Mosae Forum, een winkel- en kantorencomplex binnen het plan van Jo Coenen.
In 1986 veranderde het Nederlands architectuurblad Wonen-TABK in het maandelijks tijdschrift ARCHIS. Hans Van Dijk werd hoofdredacteur en de aandacht voor België bleef behouden. In de bijlage bij nummer 9, september 1987, werd de eerste maal een architectuurkaart van België gepresenteerd. Deze was opgemaakt door Stichting Architektuurmuseum in Gent met Christian Kieckens en ikzelf als samensteller van deze inventaris. Deze kaart werd in de volgende jaren gretig gebruikt om uitstappen naar België te organiseren. Op de cover van deze bijlage stond een werk van Bruno Albert, een klein bankfiliaal COB in Herstal (1986-1987).
In Luik bouwde hij de Hogeschool voor Economische studies en l’îlot Saint-Michel (Codic-gebouw) op de plaats waar in de jaren zestig een kaalslag gebeurde bij het centraal gelegen Place Saint-Lambert. In beide projecten was de stedenbouwkundige oplossing zeer bepalend voor de geslaagde integratie. In Verviers bouwde hij samen met ingenieur René Greisch de sporthal “L’Athénée”.
Kunstintegratie
Evenals Charles Vandenhove trachtte Bruno Albert kunst te integreren in architectuur, zelfs al waren de middelen beperkt. Voor uitgeverij & drukkerij Mardaga vroeg hij aan Dan Van Severen (1927-2009) een tekening voor de sokkel in de voorgevel (1986). Een integratie met geglazuurde tegeltjes die nauwelijks opviel. Ook met de kunstenaars Léon Wuidar en Jean-Pierre Pincemin werkte hij samen. Deze keuze illustreert Alberts’ voorliefde voor het subtiele, ver weg van opvallende gebaren. Zoals zijn leermeester Vandenhove vond hij dat het gebouwde centraal moet staan en niet de grote verhalen om het gerealiseerde te verantwoorden.
Bruno Albert was een groot vakman en een innemende persoonlijkheid. Eerder zwijgzaam en iemand die geen grote verhalen bedacht. Iemand ook die niet de media opzocht en had gekozen voor een terugtrokken positie. Goede gebouwen maken met de juiste stedenbouwkundige keuzes was zijn grootste ambitie.
Noten
1.Zie Da Vinci, nr. 5, jaargang 3. Da Vinci was het tweemaandelijkse tijdschrift van de Sint-Lukasstichting vzw met als verantwoordelijke uitgever Alfons Hoppenbrouwers.
2.Zie Anything goes. Postmodernity 1967-1992, expositie Bundeskunsthalle Bonn, van 29 september 2023 tot 28 januari 2024.