
Onlangs had ik, midden in de nacht, een enorme lekkage in mijn huis. De reparatie daarvan had meer voeten in de aarde dan ik had verwacht. In het verleden belde je de persoon die belast was met het onderhoud van je gebouw en die kwam dan vaak diezelfde dag nog langs. Nu dien je je reparatieverzoek digitaal in, de beheerder geeft vervolgens de aannemer een opdracht die op zijn beurt hopelijk een loodgieter aan het werk zet. Bij een kleine kink in de kabel ben je dagen verder.
Om een of andere manier lijkt het wel alsof heel Nederland zo is georganiseerd. Neem de pakjesdiensten. Die hebben het bezorgen uitbesteed, maar ook het beheer van de afhaalpunten. De winkels waar je voorheen je pakje kon afhalen, hielden het niet lang uit. De pakjes stapelden zich op, iedere dag weer opnieuw. De bezorgdiensten hebben nu alle winkels in mijn buurt wel gehad. Onlangs moest ik een pakje afhalen en belandde ik op een perifeer industrieterrein, ver buiten de stad waar ik woon.
Een logistieke keten of een te verrichten reparatie zijn samenstellingen die in de huidige tijd volledig uit elkaar zijn gehaald. Beide zijn daarmee op serieuze wijze ondermijnd. Hetzelfde fenomeen doet zich helaas ook voor in de Nederlandse woningbouw. Het zijn alle terreinen die profijt kunnen hebben van architectonische intelligentie.
Commissie Stoer
Begin van dit jaar ging een commissie onder leiding van Friso de Zeeuw aan de slag met voorstellen voor regelgeving die kan worden geschrapt of verbeterd. Het gaat daarbij om regels en procedures, die in de praktijk geen nut zouden hebben en die het bouwen en realiseren van woningen denkelijk vertragen. Naast regelgeving in de bouw, zocht de commissie Stoer ook naar overbodige ruimtelijke en procedurele regels.
Dat het verstandig is om de gehele regelgeving in de bouw, inclusief procedures en beoordelingskaders eens goed tegen het licht te houden, is iedereen het wel over eens. Bepaalde zaken kunnen worden verbeterd, onnodige regels kunnen worden gesnoeid. Deze regels vormen met elkaar een onsamenhangend netwerk, terwijl ze kwaliteit, diversiteit en innovatie in de weg zitten.
Bij dat schrappen zou je uit kunnen gaan van wat nodig is voor de huidige woningbouw en van daaruit kunnen beredeneren welke regels nodig zijn en welke overbodig. Je kunt ook de omgekeerde weg bewandelen, dus beginnen bij alle regels en daarin gaan snoeien, zoals het uitkomt. Kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid zijn daarbij het sluitstuk, in de regel aangeduid als “meerwaarden”, dus als iets waar je altijd “helaas” weer van af kunt.
Het is duidelijk dat de commissie de laatste werkwijze heeft gehanteerd. Dat is jammer, want de ultieme grond waarop deze regels zijn ingevoerd en worden gehanteerd, te weten het dienen van allerlei deelbelangen, haal je zo niet uit het systeem. Het is denkbaar dat je door op deze wijze regels te schrappen, je op bepaalde onderdelen tijdwinst boekt. Maar het is ondenkbaar dat je daarmee de volkshuisvesting in Nederland als geheel zult verbeteren.
Mij lijkt het beter aan de andere kant te beginnen. Ik ben ervan overtuigd dat je door de volkshuisvesting te verbeteren, deze ook zult versnellen. Daarbij is het van belang om architectuur haar agency in de woningbouw terug te geven. Een belangrijk begin kan gemaakt worden door het te laten zien wat goed is gegaan in de lange traditie van Nederlandse woningbouw.
Agency van de architectuur
Afgelopen week las ik een artikel in het onvolprezen Daidalos, dat herinneringen losmaakte aan een reis die ik in het voorjaar van 1978 samen met een vriend maakte door Engeland om projecten van James Stirling te bezoeken. We reisden voornamelijk ‘s nachts omdat we geen geld hadden voor hotels. Voordat we op de trein stapten, aten we in pubs en luisterden we naar nieuwe opwindende muziek van Kate Bush en Elvis Costello. Het meest noordelijke punt van onze reis was Runcorn New Town, waar onze held een buitengewoon en excellent woongebied had gecreëerd.

Het idiote is dat dit woongebied waar mijn vriend en ik half Engeland voor doorkruisten, twaalf jaar later alweer is afgebroken. Als motivatie voerden de autoriteiten destijds aan, dat de opzet van Runcorn zich niet verenigde met het opkomende individualisme, dat materiaalgebruik en details “vervreemdend” waren en dat de woningen niet voldeden. Daarmee werden de agency van de architect en de gevolgen van zijn beslissingen compleet onder de mat geveegd.
Stirlings plan vormde een antwoord op de plannen van ontwikkelaars voor half vrijstaande en rijwoningen. Hij maakte schoon schip met het dominante beeld van een voorstad met tuinmuren, hoge schuttingen en private tuinen. Juist op dat moment kwam in Engeland de immigratie op gang, wat een “witte” voorstad minder voor de hand liggend maakte. Stirlings architectuur is te beschouwen als een poging om noties van identiteit en je thuis voelen opnieuw te articuleren.
Runcorn is een in alle opzichten bijzonder plan, ook in het oeuvre van de architect zelf die niet bekendstaat als woningbouwarchitect. Hij verwierf juist grote bekendheid met zijn institutionele werk, van het Leicester University Engineering Building tot de Neue Staatsgallerie in Stuttgart (die toen nog moest worden gebouwd). Het Runcorn woningbouw project is van een andere orde. In dit project neemt Stirling de volledige verantwoordelijkheid voor woningen waarin mensen kunnen wonen.
In het project zijn over vijf verdiepingen terraswoningen opgenomen, onderling verbonden door voetgangersbruggen. Vooral de doorsnede is interessant. Op de begane grond bevinden zich maisonnettewoningen van twee verdiepingen, met daarboven op het niveau van de galerij wederom maisonnettes van twee verdiepingen. Op de vijfde verdieping ligt een kleine één- of tweekamerwoning.

Deze terraswoningen waren geschakeld in basismodules waarvan de proporties zijn ontleend aan precedenten in Londen, Bath en Bloomsbury. De maisonnettes liepen direct uit op gemeenschappelijke hoven. De tuinen waren ontworpen als uitbreidingen van een genereuze publieke open ruimte. De architectuur van Runcorn gaat over terraswoningen en blokken, niet over appartementen of woningen met tuinen.
Onderzoeken uit die tijd lieten zien dat de bewoners hier naar volle tevredenheid woonden. Er was geen enkele aanwijzing dat de bewoners hun omgeving “onderdrukkend” of “autoritair” zouden vinden, zoals de autoriteiten beweerden. Integendeel, ze waardeerden de openheid en vonden de wijk verwelkomend. De leegstand nam niet toe omdat de architect geen aandacht had geschonken aan hoe mensen willen leven, maar omdat de gemeente er simpelweg niet in slaagde om het leven in deze wijk economisch aantrekkelijk te maken.
De sanering van Runcorn was niet een gevolg van een “falen” van de modernistische visie op woningbouw, maar van het gegeven dat de wijk louter als een commerciële utiliteit werd gezien. Voordat de wijk werd afgebroken, werden veel te dure maatregelen genomen die gericht waren op zogenaamde ontwerpfouten en niet op de echte oorzaken van het probleem, namelijk de veel te hoge huren en een haperende stadsverwarming.

Onafhankelijk handelen
Runcorn Housing is vanzelfsprekend niet het summum van woningbouwarchitectuur. Lang niet alles ging goed, maar heel veel wel. Ze vormt een uitnodiging om opnieuw na te denken over het wonen en hoe hierin op een goede manier kan worden voorzien. Met als doel om te komen tot betere samenwerking, kritische reflectie en kwaliteitsvolle architectuur.
Het snoeien van regels is tegenwoordig een populaire bezigheid. De vraag in wiens voordeel dit is, wordt door de commissie Stoer kundig ontweken. De ervaring leert bovendien dat dergelijk snoeiwerk weer zal leiden tot nieuwe regels. Voor de hierboven geschetste problemen betekent het weinig. Dat iets wat in een dag kan worden opgelost, pas na vijf dagen is afgehandeld, ligt niet aan de regels, maar aan de manier waarop dit is georganiseerd. Te vrezen valt dan ook dat de voorstellen van de commissie Stoer voor “minder regels” de gezondheid, de leefkwaliteit en de duurzaamheid verder zullen ondermijnen.
Runcorn laat zien hoe het vermogen van architectuur tot onafhankelijk handelen (of “aktie” zoals we dat destijds noemden) kan uitpakken. In plaats van haar agency af te regelen in ondoorzichtige netwerken van regels en wetten, zou moeten worden onderzocht hoe architecten alternatieven kunnen uitwerken en hoe zodanige vormen van samenwerking kunnen worden gecreëerd, dat ze in staat worden gesteld om hun verantwoordelijkheid in de woningbouw op te pakken.