Wat gaan we bouwen? – Woonopgave verdient publiek debat

De opgave van een miljoen woningen roept vragen op die een publiek debat verdienen. Het geld dat de overheid voor de woningbouw uittrekt, is immers ook geld van de burgers. Wat gaan we bouwen? Is het mogelijk om gebruiks- en architectonische kwaliteit te realiseren tegen beheersbare kosten? En daarmee verbonden: waar ligt ruimte voor experimenten?

Vlak voor Kerst ging bij mij de telefoon. Opluchting en blijdschap klonken hoorbaar door de telefoon. We hebben hem! Ik begreep het direct. Eindelijk zijn ze verlost van hun veel te dure en kleine huurwoning. Eindelijk hebben ze de mogelijkheid om een toekomst op te bouwen. Maar groot was mijn verbazing toen zij bekenden het huis amper te hebben gezien. Het was een kwestie geweest van bieden, overbieden en (direct) kopen. Zo gaat het, als je in Amsterdam een woning zoekt. Hoe is het zo ver gekomen?

Om af te rekenen met de krapte op de woningmarkt, wil de regering de komende tien jaar 1 miljoen woningen bouwen. De vergelijking met de wederopbouw is al getrokken. Met dit verschil dat we nu een van de meest welvarende landen ter wereld zijn. Maar zelfs dan dringt zich de vraag op, wat we gaan bouwen in Nederland. Is het mogelijk om gebruiks- en architectonische kwaliteit te realiseren tegen beheersbare kosten? En daarmee verbonden: waar ligt ruimte voor experimenten? 

Nieuw realisme

Hoe we willen samenwonen? Deze vraag stond vorig jaar centraal op de Architectuurbiënnale in Venetië. Een boeiende vraag, zeker als je kijkt naar de slagschaduwen die hoge torens op omringende woongebouwen werpen of naar de vrij wezenloze huizenbrei die je tegenkomt als je de stad uit fietst.

Op de architectuur komen tal van uitdagingen af: naast het eerder genoemde woningvraagstuk, ook de klimaatverandering en de toenemende ongelijkheid. Architecten kunnen deze vraagstukken niet oplossen, maar zullen daar wel wat mee moeten. Al is het alleen maar omdat ze het vermogen hebben om de lange-termijn-effecten of impact van gebiedsontwikkeling en bouwen te overzien.

Architectuur is onmiskenbaar aan het veranderen. Meest in het oog springt het realisme waarmee architecten zich op poëtische wijze inlaten met alledaagsheid en maatschappelijke vraagstukken. Dit keert terug in de organisatie en constructie van gebouwen, alsmede het vakmanschap en de materialisering ervan, en last but not least de relatie met de stad.

Little C, Rotterdam, ontwerp Culd en Inbo

Twee gebouwen

Dit realisme zie je terug in twee gebouwen die afgelopen jaar kwamen bovendrijven: het Depot Boijmans van Beuningen in Rotterdam door MVRDV en het ensemble Spaarndammerhart in Amsterdam door Korth Tielens en Marcel Lok. Laatstgenoemd project won de Abe Bonnema- en de Zuiderkerkprijs, terwijl het Depot de awards van Architectenweb en de Architect in de wacht sleepte.

Beide gebouwen zijn op hun manier volstrekt uniek. Terwijl in het Depot op bewonderenswaardige wijze het spektakel is vormgegeven, wordt in het ensemble Spaarndammerhart de alledaagse ervaring uitgediept.

Beide geven ook antwoord op de vraag hoe je in de hedendaagse stad kunt samenwonen. De boodschap van het Depot is helder: de toekomst behoort toe aan de kunst. In Amsterdam Is het ensemble bewust in zijn context geplaatst. Het onderscheidt zich hiervan, maar keert er ook weer naar terug.

Depot Boijmans van Beuningen, Rotterdam Beeld Ossip van Duivenbode
Spaarndammerhart, Amsterdam, ontwerp Korth Tielens en Marcel Lok

Publieke opgave

De opgave van een miljoen woningen roept vragen op die een publieke discussie verdienen. Het geld dat de overheid uittrekt om de woningbouw vlot te trekken, is immers ook geld van de burgers. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de overheid tot op zekere hoogte richting geeft bij de keuzes van en in woningbouwprojecten. 

De vraag wat we gaan bouwen in dit land, is een vraag die alle partijen in de bouwketen aangaan: opdrachtgevers, ontwikkelaars, corporaties, bouwers. Ook architecten zullen in de positie moeten worden gebracht om te werken aan de vraag hoe we willen samenleven. Kunnen we de krapte alleen oplossen door weilanden vol te bouwen? Of is het mogelijk om in hoge dichtheden te “bouwen, bouwen, bouwen” in de stad?

Woningbouw is een publieke opgave. Architecten, in hun hoedanigheid als expert in woningbouw en als ontwerpers die alternatieven kunnen bieden, kunnen in deze opgave een grote rol spelen. Van hun kant vereist dat wel sociale betrokkenheid. Het spreekt architecten aan op hun vakmanschap, maar ook op hun vermogen om antwoorden te geven op de vraag hoe we willen samenwonen.

Verantwoording

Een gedeelte van dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief VivaArchitectuur, 23 december 2021