Hilde de Haan (1949-2021) bracht gebouwen tot leven

De vorige week overleden Hilde de Haan wist in haar kritieken gebouwen tot leven te brengen. Met haar aandacht voor materialisatie was ze haar tijd vooruit. Zij leefde voor de architectuur. Haar monografie over Jan de Jong vormt de indrukwekkende bekroning hiervan.

Afgelopen week overleed Hilde de Haan. Samen met Ids Haagsma schreef ze de afgelopen veertig jaar talloze artikelen en boeken op het gebied van architectuur. De meeste mensen zullen haar kennen van de kritieken die met regelmaat in de Volkskrant verschenen, maar ze deed zo veel meer. Hilde behoort tot de grote drie van de toenmalige architectuurkritiek, samen met Gerda ten Cate van Bouw en Janny Rodermond van de Architect.

Haar werk is niet los te zien van de toenemende belangstelling waarin architectuur en stedenbouw zich vanaf de tweede helft van de jaren 70 mochten verheugen. Gelijktijdig met de architectuurkritieken in vakbladen, verschenen in kranten en weekbladen steeds vaker beschouwingen over architectonische en stedenbouwkundige kwesties.

Aan het einde van dat decennium publiceerden Hilde de Haan en Ids Haagsma in het weekblad Intermediair onder de noemer ‘Het veranderende aangezicht van Nederland’ een baanbrekende reeks artikelen over architectuur. Voor de eerste maal gingen zo’n dertig architecten in op de gebouwde omgeving en de rol die architectuur in dit proces kan spelen. Niet lang daarna zijn deze artikelen gebundeld in het boek ‘Wie is bang voor nieuwbouw’ (1981).

Aanleiding voor dit project was de constatering dat de naoorlogse bouwproductie Nederland grondig veranderde, zonder dat het publiek was geïnformeerd over deze ontwikkeling. Interessant is dat De Haan en Haagsma dwars door de generaties heen op zoek gingen naar antwoorden. Zowel Wijdeveld, Berghoef en Dom van de Laan, als Hertzberger, Quist en Weeber komen aan bod, maar ook de aanstormende generatie van Jo Coenen, Sjoerd Soeters, Jan Benthem en Mels Crouwel.

Niet lang daarna begonnen De Haan en Haagsma met hun kritieken in de Volkskrant. Vanaf 2000 deed zij dat steeds vaker alleen, totdat ze daar zelf in 2015 een punt achter zette. Wat mij aan deze kritieken altijd is opgevallen, is dat ze niet geschreven zijn in de ik-vorm en belangrijker, dat ze iedere keer vooral de gebouwen zelf tot leven brengen.

Lees hier verder